Misschien is het u opgevallen, maar ik heb een maand met mijn hand in het gips gezeten. Dat blauwe klompje begon bijna vertrouwd te worden toen ik ervan werd bevrijd. Ik kreeg mijn hand terug, maar dan ben je er nog niet. Als je hand zo lang niet heeft kunnen bewegen, zijn al je vingers stijf en pijnlijk. Je moet veel oefenen om ze weer goed te kunnen bewegen.
Wat je niet gebruikt, dat verstijft. Wat je nooit oefent, dat verlies je. Maar als je wel oefent en probeert, dan zie je dat het beter wordt. Zo is het ook met het geloof. Als je niet bidt, geen tijd doorbrengt met God, dan is het lastig om een geloofsleven op te bouwen. Als je daarover nadenkt is dat vanzelfsprekend. Als ik nooit train met voetballen, dan word ik er niet beter in. Als ik nooit met iemand spreek, bouw ik geen vriendschap op. Als ik geen tijd doorbreng met God, dan bouw ik dus ook geen vriendschap op.
Maar God wil niets liever dan onze vriendschap. Hij wil heel graag tijd met ons doorbrengen. Nu de scholen weer zijn begonnen, iedereen terug is van vakantie en het “normale” leven voor iedereen weer lijkt te zijn begonnen, gaan we ook weer op zoek naar naar het ritme waarin God ook een plekje moet krijgen.
Dan komen we weer terug bij de vingeroefeningen. Soms zijn ze wat pijnlijk en is het wat rekken en strekken. Soms moet ik er echt aan denken om ze te doen, want dan ben ik eigenlijk bezig met iets anders. Maar ondanks dat alles, brengt het me de soepelheid van mijn hand. Zo is het met het gebed ook. Soms kost het ons wat, tijd bijvoorbeeld, om te bidden. En soms dreigen we het te vergeten omdat we met van alles bezig zijn. Maar als we het wel zo nu en dan proberen, dan blijft onze ziel lekker soepel.
Nick Kersten