Met Palmpasen zien we in de meeste kerken in Nederland iets bijzonders gebeuren. Alle kerkgangers krijgen een palmtakje. Maar als je heel goed kijkt, zul je zien dat het eigenlijk geen palmtakje is: het is een buxustakje dat doet alsof het een palmtakje is.
Natuurlijk. Dat is logisch. In Nederlands groeien weinig palmbomen, maar er is meer dan dat. We hadden kunnen zeggen: in onze palmvrij landje hebben we geen palmtakken, dus dat laten we weg. Dat hebben we niet gedaan. We hadden ook kunnen zeggen: we importeren palmtakken om het zo echt mogelijk te maken. Dat hebben we ook niet gedaan. Nee, we hebben takjes genomen die hier wél groeien en hebben het ritueel daarmee voltrokken.
Dat leert ons iets belangrijks. Wat we doen is niet alleen een herdenking. Het is geen herinnering waar we uiteindelijk alleen onze gedachten voor nodig hebben en alle hulpmiddelen weg kunnen laten. Het is ook geen reconstructie die we zo echt mogelijk moeten laten lijken. Films met miljoenenbudgetten kunnen dat veel beter. We behouden het ritueel en hebben het aangepast aan een manier die uitvoerbaar is in onze tijd en plaats.
Palmpasen, en straks de Goede Week en Pasen, bestaan uit vieringen en rituelen waar wij zelf aan deelnemen. Niet als toeschouwers of acteurs, maar zoals we zelf zijn. Wij onthalen Jezus in Jeruzalem. Op Witte Donderdag zijn wij aanwezig bij het Laatste Avondmaal. Op Goede Vrijdag staan wij onder het kruis en als Pasen daar is, zijn wij bij zijn verrijzenis.
Dat is een uitnodiging om het verhaal van Jezus niet alleen te aanhoren, maar ook écht te ontvangen. We krijgen handvatten aangereikt om met ons hele mens zijn, met lichaam en geest, deel te nemen aan het verhaal van Jezus.
We mogen aanwezig zijn bij al die belangrijke momenten. We kunnen niet tijdreizen en Jezus in Jeruzalem binnenhalen. Juist door de rituelen en symbolen kunnen we de tweeduizend jaar overbruggen en er toch een beetje bij zijn. In de menigte van Jeruzalem, met onze buxustakjes.