Skip to main content

Columns

Columns van Zr. Nadia Kroon,  Dominicanes en theoloog.   

Nadia 3

KATHOLIEK

Het heeft ongeveer acht jaar geduurd. Acht jaar waarin ik piekerde over de overstap van protestants naar katholiek. Acht jaar van wikken en wegen, innerlijke worstelingen en gewetensconflict. Tot een Netflixdocumentaire de doorslag gaf.

Ik ben opgegroeid in een christelijk gereformeerde kerk. Daar mochten vrouwen geen ambtsdrager worden. Dat wilde God niet. Daar had God geen reden voor. Hij wilde mij gewoon niet, omdat ik een vrouw was. Vroeger schijnt God tenminste nog gevonden te hebben dat vrouwen moreel en intellectueel minderwaardig waren. Toen had Hij nog een reden. De goeie, ouwe tijd. 

Ik werd wekelijks met mijn neus op deze feiten gedrukt. Toen ik twaalf was, bracht dit een geloofscrisis teweeg. Ik voelde me zo gekwetst en boos op God. Twee jaar lang stonden we op grote afstand van elkaar. Als kind had ik een heel levendig geloof. God was altijd mijn beste vriend geweest. Iemand bij wie ik veilig was. Iemand die zo vertrouwd voelde. Zelfs toen ik op school werd gepest of buitengesloten. Tot ik ontdekte dat het God zelf was, die mij niet wilde hebben. Niet omdat ik de capaciteiten niet had, nee, gewoon puur om wie ik ben. 

Uit iets moeilijks kan ook iets goeds voortkomen. Zoals de Bijbel leert. Op mijn veertiende dook ik de theologieboeken in. Ik wilde weten of het echt waar was, dat die constante afwijzing door God gewild zou zijn. Zo ontdekte ik mijn liefde voor de theologie. Zo ontdekte ik een God die liefdevoller en beter is dan wij mensen Hem zo vaak voorstellen. Ik kon mij niets beters voorstellen dan meer leren over deze God. 

In mijn studentenperiode worstelde ik verder. Zou ik blijven in de kerkstroming die mij discrimineert? Een inspirerende professor nam met ons mee in de gedachtewereld van theoloog en verzetsstrijder Dietrich Bonhoeffer. Hij gaf me een belangrijke gedachte mee. Van binnenuit kun je vaak meer goeds betekenen dan van buitenaf. Dus ik besloot te blijven.

De praktijk maakte uiteindelijk de keuze voor mij. Ik kreeg mijn eerste baan in de Protestantse Kerk in Nederland. Een kerk waar vrouwen al decennialang alle ruimte hebben. Het staat me nog steeds bij, die eerste paar maanden. Ik voelde een knoop in mijn maag oplossen, waarvan ik niet eens bewust had beseft dat ik die had.  

Tegelijkertijd speelde iets anders. In het laatste jaar van mijn studie ontdekte ik het kloosterleven. Een vonk sloeg over en werd een bosbrand. Ik voelde hoe ik ertoe aangetrokken werd. Tegelijkertijd worstelde ik. Jarenlang. Ik had de vrijheid geproefd. Een heerlijke rust. Hoe kon ik nu terug gaan? 

Na jaren worstelen, keek ik op een dag een Netflixdocumentaire. Dat ging over de toenemende polarisatie in de wereld. Als we op één punt van mening verschillen, wordt de ander meteen een monster. Dat komt omdat we in eigen bubbels zitten. We zíen de ander niet echt meer als vol mens. 

De kerk, met name de wereldwijde Rooms-Katholieke Kerk, is een van de weinige plekken waar dit wel gebeurt. Waar we met al onze verschillende meningen bij elkaar zitten. Het met elkaar uithouden. God laat niet toe dat we bubbels maken. Toen herinnerde ik wat Jezus van me vroeg, en van ons allen vraagt, in de Bijbel: Vader, laat hen één zijn – niet door het met elkaar over alles eens te zijn – maar door de liefde die dat alles verre overstijgt. Nog geen jaar later trad ik in. 

 

Discussie

De woestijnvaders en -moeders waren zoekers naar God. Dit deden ze in stilzwijgen. Het woeden van de wereld en hun eigen ziel kwam in de stilte tot bedaren. Toch konden ze de wereld niet helemaal buitensluiten. Regelmatig kregen ze bezoekers. Soms hadden die oprechte vragen, andere keren waren ze uit op discussie.

Over die hardnekkige debatteerders hadden de woestijnwijzen een uitgesproken mening. Eén van hen verwoordde het zo: “Als iemand ergens met je over praat, ga dan niet met hem redeneren. Maar als hij iets goeds zegt, zeg dan: ‘Ja.’ Als hij iets verkeerds zegt, zeg dan: ‘Jij weet wat je daar zegt.’ Maar ga niet met hem redeneren over de dingen die hij heeft gezegd. En zo zal je geest in vrede zijn.”

Soms moet er gediscussieerd worden, dat is waar. Helaas discussiëren we echter vaak reflexmatig, ongeacht of de ander ervoor open staat of niet. Dan kan het hard tegen hard gaan. We zien dit in de gesprekken in de Tweede Kamer, waar sommige politici hartstochtelijk niet naar elkaar aan het luisteren zijn. We lezen het op de commentaren op sociale media, waar mensen de vreselijkste beledigingen naar elkaars hoofd kunnen slingeren. Kunnen we dan als leden van Jezus’ Kerk meewarig het hoofd schudden? Misschien, maar laten we het dan ook in onze gemeenschappen proberen om anders te doen. Dan is het toch wat minder hypocriet.

Als missionair theoloog heb ik geleerd dat evangelisatie negentig procent luisteren is. Ten eerste om te ontdekken hoe de Heilige Geest al in het leven van de ander bezig is. Want Gods relatie met die mens is ten eerste Gods zaak. Een ander mens past grote bescheidenheid. Ten tweede omdat iemand pas werkelijk open kan gaan, als ze het gevoel heeft dat er naar haar geluisterd wordt. We koesteren onze grootste overtuigingen namelijk vanuit een emotionele noodzaak, bijvoorbeeld de behoefte aan vrijheid, veiligheid of geborgenheid. Er kan niet naar fel gekoesterde overtuigingen gekeken worden voordat in het gesprek enig vertrouwen is ontstaan dat deze behoeften met respect behandeld zullen worden. 

Gesprekken over geloof raken bij uitstek onze diepere behoeften. Het zijn zaken van het hart. Daarom komt de noodzaak van luisteren niet alleen sterk terug in de missionaire theologie. Ook in het synodale proces speelt het een grote rol. Dit synodale luisterproces hoeft niet eng te zijn, zo leren de woestijnwijzen ons. Dit luisteren zonder meteen de discussie aan te gaan, hoeft niet tot rampen te leiden. Het ergste dat kan gebeuren is dat je er wat van opsteekt. Al is het maar waar je het niet mee eens bent. We kunnen echter van de woestijnvaders en -moeders leren dat openheid pas ontstaat na heel veel luisteren. 

Als de stilte dan neerdaalt en iemand zich werkelijk gehoord voelt, kan er een ruime openheid ontstaan. De ander is niet murw bediscussieerd, maar heeft het hart kunnen luchten. In deze leegte, openheid en stilte ontwaarden de oude wijzen de Geest van God die neerdaalt. In de vrede van Zijn aanwezigheid ontstaat dan werkelijke ontmoeting.