Overwegingen
8 september 2024
Voorganger: Nadia Kroon O.P.
Lezing: Jesaja 35:4-7a en Marcus
Thema: VERBODEN verder te vertellen
Vanaf nu is het verboden om je geloof te delen. Het moest er een keer van komen en we hebben al veel te lang gewacht. Religie is iets slechts, kijk maar naar alle slechte dingen die het heeft veroorzaakt. Dus hou jij je mond nou maar. Ik bedoel, prima als je met geloof bezig bent achter je voordeur, maar val anderen er niet mee lastig. Het veroorzaakt alleen maar meer ellende. Dus, geen tv-uitzendingen, geen ketting met een kruisje eraan, geen livestream van je vieringen, geen gesprekken met je familie en vrienden. Dat is vanaf nu allemaal verboden. Want wat jij hebt te bieden is alleen maar slecht.
Ik weet het, dit is een beetje een vreemde intro op een overweging. Maar ik wil je vragen even stil te staan bij deze woorden. Stel je voor dat dit echt tegen je wordt gezegd. Voel dan eens wat er gebeurt in je hart. Het is je verboden… Je moet je mond houden… Wat jij gelooft is alleen maar slecht…
Gelukkig vergt het nogal wat verbeeldingsvermogen, want verreweg de meeste van onze landgenoten zijn zeer tolerant en zelfs open, is mijn ervaring. Maar het gaat me er niet om je te laten verbeelden dat we zouden worden vervolgd. Het gaat me om het volgende.
Als je keer op keer op het hart wordt gedrukt om je geloof te delen, kan dat een beklemmend gevoel geven. Je móet missionair zijn, je móet met andere mensen over je geloof praten, je móet.. Lieve help, dat geeft een druk, want dat is best heel lastig. Maar zet daar nu eens de boodschap tegenover: je mag niet. Je mag niet de boodschap van Jezus Christus delen. Ik hoop dat er ergens in je hart dan een stemmetje in opstand komt. Die zegt: ja, wacht eens even! Omdat een groep fundamentalisten een verdraaide versie van het christelijk geloof naar voren brengt, worden wij ook de mond gesnoerd? Wij kunnen er juist iets positiefs tegenover zetten! Het echte evangelie, de ware Jezus Christus. De messias en rabbi die niets meer en niets minder doet dan mensen juist genezen, bevrijden, weer kracht geven om het leven aan te kunnen, een plek te geven in de samenleving. Een Jezus die mensen weghaalt uit de marge, die monddood gemaakte mensen weer een stem geeft.
Wij hebben een boodschap! Eén die heilzaam is. Eén die de wereld een betere plek kan maken. Die water kan laten opwellen in een geestelijke woestijn, die rivieren kan laten ontspringen in een dor land waarin alles gereduceerd wordt tot economische waarde. Een land waarin mensen kunnen dansen, álle mensen. Een land waarin mensen opengaan, opbloeien: Effata!
Wij hebben een boodschap en ik hoop dat je in je hart voelt, en mediteer er anders thuis eens rustig over, dat we niet zullen stoppen deze te verkondigen. In woord en daad, want het is een boodschap van woord en daad. Van bemoediging en bevrijding.
En het is een boodschap van gemeenschap. Van erbij horen. Zoals de mensen een dove vriend bij Jezus brachten, zo kunnen wij andere mensen bij onze gemeenschap betrekken. Want niemand zou alleen moeten zijn. Een uitgestrekte hand, een vriendelijke glimlach, een uitnodiging. Neem het alsjeblieft van me aan dat deze gemeenschap hier, dat jullie, daar goed in zijn. Zo ben ik er ook nog niet zo heel lang bij gekomen en meerdere mensen hier in de afgelopen jaren. Blijf het mensen gunnen, want we hebben iets positiefs te bieden in een wereld waarin mensen soms verzuipen in de maalstroom van het recht van de sterkste.
Dus, beste mensen, dit nieuwe kerkelijke seizoen is het je verboden ook maar iets van je geloof te vertellen. En ik wens je het beste met daar volledig ongehoorzaam aan te zijn.
1 september 2024
Voorganger: Rene Klaassen
Lezingen: Deuteronomium 4; 1-2; 6-8 en Marcus 7; 1-8, 21-23
Thema: Reinheid
Na een uitstapje van zo’n zes weken naar de evangelist Johannes, keren we vandaag weer terug bij Marcus. We bevinden ons immers in het Marcus jaar.
We pakken de draad op, op het punt waarop de populariteit van Jezus heel hoog was na de eerste wonderen, en de kritiek op hem en zijn leerlingen begint toe te nemen. En mensen die hem volgden en enthousiast waren leunen naar die kritiek en sommigen haken af. Vandaag worden we inderdaad geconfronteerd met de kritische Schriftgeleerden en de farizeeërs. De kritiek is dat de leerlingen zich niet voldoende aan de reinheidsregels houden. Die zijn oud, al in de Thora gegeven en ze worden door heel de Joodse samenleving geaccepteerd, nageleefd.
Feitelijk gezien moest dat ook wel want wij in onze tijd weten als geen ander dat wanneer je hygiëne negeert de kans op ziektes groot is. Kijk maar weer naar de polio uitbraak in Gaza en de angst ervoor, die nu in elk geval het vechten voor een paar dagen stil kan leggen.
Maar de Schriftgeleerden en de farizeeërs beogen met hun kritiek wat anders. Ze voelen dat jezus het gelijk aan zijn kant gaat krijgen en willen kost wat kost het volk binnen de joodse regels zodat zij uit kunnen maken wie er wel en niet rein en wie er wel of niet mee mag doen.
Herders bij voorbeeld. De joodse regels waren zo dat al wie met de uitwerpselen van dieren in aanraking kwamen, of met hun bloed, per definitie onrein waren en vervolgens aan een hele reeks rituelen moesten voldoen om weer rein te worden. Onrein betekent uitgesloten zijn van alle religieuze rituelen en feesten en bezoek aan de synagoge. Daar zag je dus nooit ook maar ene herder. Want elke dag van de week trapten zij wel ergens in de poep van hun dieren en elk gewond beest of elk beest dat een jong kreeg zorgde wel ervoor dat ze bloed aan hun handen kregen …
En dan hebben we het dus nog niet over vrouwen die maandelijks ongesteld werden en over gezinnen met veel meisjes. Die konden nooit van hun leven aan de reinheidsregels voldoen. Die regels waren en zijn exclusief. Mensen worden erdoor buitengesloten. En dat wisten de Farizeeërs en Schriftgeleerden verdomd goed. En door nu bij Jezus aan te komen ligt hun bedoeling voor de hand. Ook jezus en zijn vrienden moeten uitgesloten worden.
Maar ze onderschatten Jezus en daarmee. God heeft immers zelf, hij heeft dat al in het kerstverhaal bewezen, een keuze voor de herders gemaakt. Wie worden er als allereerste geïnformeerd dat in Bethlehem God zelf ter wereld kwam? Een hemelse boodschapper waarschuwt als allereerste de herders. Goddelijk eerherstel avant-la-lettre. En Jezus doet er hier niet voor onder. Hij houdt het volk voor:
‘Luister allemaal naar Mij en begrijp Me toch. Niets wat van buitenaf in de mens komt, kan hem onrein maken. Maar wat uit de mens zelf komt, dat maakt hem onrein.’ Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen de kwade gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, gemeenheid, bedrog, bandeloosheid, jaloezie, laster, hoogmoed, lichtzinnigheid. Al deze slechte dingen komen van binnenuit en maken de mens onrein.
We moeten dit verstaan als een oproep : tegelijk geldt dat alles wat uit de mens zelf komt is juist hetgeen dat hem hem/haar goed rein maakt: goede gedachten, liefde, naastenliefde, trouw gelijkheid eerlijkheid waarheid en vrede. En zo kan ik nog een handvol waarden opnoemen die de komende tijd in de Marcus verhalen in plek in onze vieringen zullen krijgen. Het is de mens zelf die uitmaakt. En wanneer ik nog een advies mag meegeven wat we dan zelf moeten doen kies voor de woorden van de Psalmist van vandaag : de woorden van wijsheid van koning Salomo of een van zijn schrijvers:
Doe recht …. spreek waarheid …. laster niet … hebt Gij gezegd,
wees trouw … verloochen niet je naaste, die een mens is zoals jij
Doe het goede … leen loyaal je geld uit, zegt Gij
vraag geen rente …. neem nooit één steekpenning aan.
doe het goede …, wankel niet …, zegt Gij
wees sterk en wankel niet.
Het is al eeuwenlang geleden bedacht, hoe ook wij anno 2024 moeten leven
25 augustus 2024
Voorganger: Ineke van Cuijk O.P.
Lezing:Jozea 24, 1-2a; 25-17, 18b en 6, 60-69
Thema: Kiezen en delen
Vandaag lezen wij de laatste verzen van hoofdstuk 6 van Johannes. Volgende week komt Marcus weer aan bod. We hoorden het al eerder: vijf zondagen lang was Johannes aan het woord over het brood des levens, in vele vormen. En in de tekst die we net hoorden, komen wij een teleurgestelde Jezus tegen. Hij ziet volgelingen afhaken. Het zijn ook moeilijke woorden die Hij spreekt, ze gaan je verstand te boven: deze woorden over God, over brood dat eeuwig leven geeft…. Johannes maakt het ons niet gemakkelijk. Wij kennen hem als de Evangelist die meer schrijft en bedoelt dan de letterlijke gebeurtenissen uit het leven van Jezus. Hij is met name de Evangelist die verbanden aanbrengt in zeer bloemrijke en symbolische taal. En kun je in dit taalveld kiezen voor Jezus?
Kiezen of delen – kiezen en delen!! We hoorden het al in de opening.
Vandaag komen deze vragen heel dichtbij. Jozua stelt zijn volk voor een duidelijke keus: welke God kies jij? Twee goden dienen, kan niet…..waar sta je voor? Wanneer de Joden zich goed en wel gevestigd hebben in het beloofde land, blijken velen al heel gauw vergeten te zijn hoe hun God hen heeft gered uit Egypte. Hoe de Eeuwige hen door de woestijn heeft geleid. En in plaats van Hem dankbaar te eerbiedigen, leggen ze het aan met de Amorieten, de oorspronkelijke bevolking. Zij vereren de vreemde goden van dat volk. Blijkbaar is het gemakkelijker mee te lopen / anderen achterna te lopen?! Al die meelopers stelt Jozua voor de keus: wie wil je dienen? Wil je trouw blijven aan het geloof van je voorouders of ga je de goden van de Amorieten vereren? Het antwoord is duidelijk. Maar leef er dan ook naar!!
Vandaag de dag worden ook wij constant uitgedaagd te kiezen: wie lopen wij achterna? Of kunnen wij bij onze standpunten blijven en ons eigen kompas – gevoed door geloof en traditie – blijven volgen. We worden overspoeld door allerlei meningen en overtuigingen en daarbij is het tegenwoordig ook nog ingewikkeld om te ontdekken wat echt is of fake!!
De Schrift laat zien dat kiezen een werkwoord is. Steeds weer opnieuw kiezen, opnieuw vertrouwd raken met je keuze, steeds weer je afvragen, hoe ga ik die weg van Jezus. Daarbij zijn de grote woorden – rechtvaardigheid en barmhartigheid onze pijlers. Hoe vinden wij daarin de juiste balans?
Die balans kunnen wij vinden als wij de weg van Jezus volgen. In het genoemde hoofdstuk zes zegt Jezus verschillende keren – in verschillende toonaarden – steeds indringender: Ik ben het brood om van te leven – vers 35, 48. En in vers 56 ‘wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, bezit eeuwig leven’. Dat is geen eenvoudige taal. Dus dat een aantal mensen begint te morren en het gevoel hebben ‘deze taal stuit mij tegen de borst’ daar kunnen we ons wel iets bij voorstellen. En zij kunnen niet meer met Jezus mee-gaan. Door hier samen te komen, elkaar te inspireren en te bemoedigen laten wij zien dat wij het in ieder geval willen proberen. Met vallen en opstaan – met wanhoop en moed.
Want hoe moet dat dan? Helemaal één met Hem worden, totaal van Hem leven. Jezus vraagt hier, wil je zo ver gaan dat je mijn levensstijl jouw vlees en bloed maakt? Een vraag die ook ons gesteld wordt. Wil je blijven of wil je weggaan? En als je instemt met zijn levensstijl dan betekent dat dat je de consequenties aanvaard die de zending van Jezus met zich meebrengt. Hij is door zijn hemelse Vader gestuurd om de band tussen God en Schepping gestalte te geven. Iedere dag opnieuw!!
Dit weekend wordt eveneens onze aandacht gevraagd voor de MIVA-actie. Dit jaar komt het geld ten goede aan een ambulance voor een kraamkliniek in Zambia. Een dag lopen naar de kraamkliniek om te bevallen is in het achterland van Zambia vaak realiteit. We hebben hier niet veel fantasie nodig om te bedenken hoe gevaarlijk het kan zijn als deze vrouwen hun baby langs de kant van de weg ter wereld moeten brengen. Een ambulance kan onnodige sterfte voorkomen. We bevelen deze collecte dan ook van harte aan!! Geef nieuw leven een kans! Is het motto van deze actie. We worden uitgenodigd een helpende hand uit te steken. Ook dat is een keuze – wil ik mijn geld spenderen om zo te delen!
De nieuw geïnstalleerde bisschop van Roermond riep gisteren in zijn toespraak op om in deze tijd van grote veranderingen je open te stellen voor het nieuwe, het onverwachte. Zowel binnen als buiten de kerk kan dat tot prettige ontmoetingen leiden aldus bisschop van den Hout.
Wij hopen en bidden dat wij met Petrus kunnen zeggen: ‘Maar Heer, naar wie zouden we gaan? In uw woorden vinden wij ‘eeuwige leven’ !!
Dat het zo moge zijn.
18 augustus 2024
Voorganger:Wim Rigters
Lezing: Lucas 1.39-56
Thema: God dichterbij
Maria Tenhemelopneming
Hebt u dat ook? Zo’n moment dat er ineens een herinnering, een beeld ver terug uit je leven voor je opduikt. Dat overkwam mij bij de voorbereiding van deze zondag: ik was weer in de kerk van mijn kinderjaren in Delft, in de zijbeuk bij de biechtstoelen, wachtend op mijn beurt – wat moet ik nou weer gaan opbiechten? – terwijl mijn ogen gericht waren op het kolossale wit marmeren beeld tegenover mij: Maria die door blote engeltjes en golvende wolken ten hemel werd gedragen. Ik herinner mij dat ik het helemaal niet passend vond in ons voor die
tijd best moderne en sobere Kerkgebouw, maar indrukwekkend was het wel.
Een heel ander Mariabeeld zag ik in het atelier van broeder Edward: dat kruisbeeld, door hem geschilderd op een stuk hardboard - hij vond het zelf maar niks en wilde het weggooien, maar ik werd er heel sterk door getroffen. ‘Nou, neem maar mee’ was zijn reactie. Het is misschien geen kunstwerk, in zekere zin
zelfs primitief, maar zó Maria: moeder voor haar kind tot het einde toe.
Een derde beeld van Maria dat mij zeer dierbaar is geworden, staat afgebeeld op de voorkant van uw liturgieboekje. Het is dichtbij te zien - in de dagkapel van de Goede Herderkerk in Neerbosch Oost, maar dan moet u wel snel zijn, want die staat er niet lang meer, bij gebrek aan kerkgangers is het argument – 120 tot 150 per zondag is de
realiteit.
Ik hoop dat dit beeld een nieuwe plek zal krijgen, maar bij mij heeft ze die al: ze is ten voeten uit de jonge vrouw uit de Evangelielezing, die iets groots ervaart –
God? – en dat wil delen.
Zoekend naar woorden, vond ik die in een preek van wijlen pastoor Toon Rabou:
“Wij kennen allemaal de litanie van Maria, vol verrukkelijke titels: Mystieke roos, toren van David, Gouden huis, Koningin van de engelen, Machtige maagd!
Prachtige guirlandes, die wij vooral op deze dag rond haar gestalte willen weven,
en terecht. 'Ere wie ere toekomt.' Maar toch, als ik al die titels van haar opnoem dan lijkt het alsof ik sta in een kerk, die steeds voller raakt met dichter wordende wierookwolken. Ik zie de mens Maria niet meer. Ik zie haar alleen maar stralen en verheerlijkt zijn. Ze wordt, ook vandaag weer, zo ver weg de hemel in geprezen, dat ze voor mij onbereikbaar is geworden, zo onpakbaar ver weg.”
En in een andere preek op deze feestdag citeert hij psalm 131:
God ik ben niet hooghartig
ik kijk niet op anderen neer
beeld mij niet in dat ik groot ben
droom geen geweldige dromen
ik heb mijn verlangens getemd
mijn ziel is tot rust gekomen
als een kind dat gedronken heeft
en rus,t aan de borst van zijn moeder
een kind dat gedronken heeft
zo is mijn ziel in mij
alles verwachten van Hem
nu en in eeuwigheid
Een prachtig commentaar op het Magnificat van Maria: Hij zag neer op de
geringheid van zijn dienstmaagd
En dan ben ik weer bij mijn beeld van Maria, dat in de Goede Herderkerk en vóór
op uw boekje.
Maria heeft haar lofzang – het Magnificat – niet zelf verzonnen, het was een bekend Bijbels lied; maar zij durfde het te zeggen, te zingen, omdat ze vertrouwde, geloofde, dat “iedere tijd opnieuw zijn genade gaat naar allen die eerbiedig met Hem leven”.
Dat is best wel moeilijk te geloven, als je ziet wat er om je heen gebeurt, en met jezelf: waar is God dan?
En dan valt het niet gemakkelijk om te bidden: “Nu mag ik mij voortaan gelukkig prijzen dat Hij zo grote dingen aan mij deed”.
Maar Maria bleef geloven in haar zoon, ook al leek hij niets te bereiken, ook al
leek haar wereld in te storten, bij dat kruis . . . .
Straks gaan we het weer zingen, ‘Wat in stilte bloeit’, een modern Magnificat, maar het eindigt wel met de woorden:
“Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen,
Heeft ons bestemd om, aarde,
Jouw aanschijn te vernieuwen.”
Moge Maria ons daartoe inspireren.
Overweging van 28 juli 2024
Voorganger: Ineke van Cuijk O.P.
Lezingen: Johannes 6, 1-15
Thema: Delen in vertrouwen
In dit Marcus jaar worden we midden in de zomer, vijf zondagen lang, getrakteerd op de broodverhalen van Johannes: heel hoofdstuk 6 komt aan bod. En vandaag het eerste, en wellicht het bekendste deel. Het broodverhaal van de jongen met vijf broden en twee vissen.
Jaren geleden was er op zaterdagavond de Sonja Barend show’ zij ontving verschillende mensen in haar programma. Zij had ook een keer Jos Brink op bezoek (‘ja, we worden oud’). Toen was dit verhaal onderwerp van gesprek. En Sonja Barend vroeg nogal kritisch wellicht haast wat cynisch: ‘hoe kan dat nu’? moeten we dat zomaar geloven? En Jos Brink antwoordde, heel nuchter: ALS JE KUNT DELEN IS ER ALTIJD GENOEG. En Sonja Barend viel stil.
Als je kunt delen, is er altijd genoeg! En dat kan dus als je deelt in vertrouwen!! Jezus treedt in de voetsporen van Mozes: Hij gaat de zee over, Hij gaat de berg op, Hij geeft het volk te eten. Zowel Mozes als Elisa als Jezus – zij leven in het volste vertrouwen op de Eeuwige. Hij/Zij is altijd met ons.
Het was een oud en gelovig gebruik bij de joden om een gedeelte van de eerste oogst bij de priesters aan te bieden als offer voor de Eeuwige. Het was een teken van dankbaarheid en vooral een uitdrukking van het gelovig besef dat het leven en alles wat de aarde voortbrengt uiteindelijk ‘gave van God’ was en is. Elisa houdt dit brood niet voor zichzelf, hij deelt in vertrouwen dit brood met zijn manschappen.
Johannes wil in zijn Evangelie de ‘tekenen’ van Jezus laten zien. Dat begon al bij de bruiloft van Kana. En bij de vele maaltijden die Jezus hield, herkennen we zijn formule: Hij nam het brood, dankte God, brak het en deelde uit. Jezus laat zien dat je altijd kunt delen! Met alles en iedereen! Het Rijk van God is voor Jezus geen particuliere aangelegenheid, het is een zaak van gemeenschappelijk belang. Hij verricht de tekenen niet alleen voor zijn eigen leerlingen; nee, de hele menigte hoort daarbij. Niet in een afgesloten ruimte, er worden geen muren gebouwd, nee, buiten in de open lucht. Op uitnodiging gingen zij zitten op een plek met veel gras, hoorden wij. Jezus biedt een grazige weide en daar is het goed rusten en eten. Op al deze plekken kun je verzadigd worden. Afsluiten met een gedicht (deel) Sytze de Vries
Brood uit de hemel.
Met het wonder van de liefde,
voor geen menigte te klein,
komt Gij onze honger stillen
en de weg ten leven zijn.
Hemels brood is ons gegeven
om te leven uit de dood;
Godsgeschenk dat begenadigt
en ons levenslang verzadigt.
Tegendraads aan al ons zoeken
dat zich vastloopt in de dood,
worden wij door U gevonden,
reikt Gij ons het levensbrood.
Overweging van 21 juli 2024
Overweging van Jan van der Wal.
Lezingen: Jeremia 23, 1-6; en Marcus 6, 30-34.
Thema: Schapen zonder herder?
Heeft u dat ook regelmatig? Dat je behoefte hebt aan rust en stilte, niets aan je hoofd willen horen, vooral geen dagelijks gezeur. Je moet dan weer van alles, en je wilt niets, je hebt eenvoudig je dag niet.
Je denkt dus niets nodig te hebben, behalve met rust gelaten worden. Helpt dat dan? Is het mogelijk om je uit deze wereld terug te trekken, in je eentje te verkeren? Met niemand even te maken willen hebben?
Jezus had die behoefte ook, hij zocht regelmatig rust en stilte op, maar dat duurde nooit lang. Steeds weer werden zijn plannen doorkruisd door zijn leerlingen, die Hem nodig hadden, die Hem wezen op grote groepen mensen die verloren liepen, achter Hem aan waren gegaan en hem ook ’s avonds, zo blijkt uit dit verhaal, wilden horen.
Mensen die zo vol waren van zijn onderricht, van zijn stijl en nieuwe taal, van zijn verschijning, dat zij eenvoudig weg niet weg waren te slaan bij Hem. En als Jezus dan deze mensen uiteindelijk in het vizier kreeg, juist op het moment dat Hij alleen was, alleen wilde zijn om te rusten en te bidden – dan kon Hij het niet over zijn hart verkrijgen om weg te lopen.
Misschien zou Hij willen vluchten, altijd maar die menigte om Hem heen, terwijl Hij rust en stilte zocht om zich te hernemen. Maar Hij toonde dan zijn barmhartige kant, ging overstag en besloot toch aan de behoefte van de mensen die Hem waren gevolgd, te voldoen. Wat een leven zeg.
Zo gaat dat met beroemdheden als volkspredikers: je bent nooit echt alleen, velen volgen je, vroeger reisden mensen je letterlijk achterna totdat ze dicht in je buurt kwamen, de zoom van je jas konden aanraken, jou smeekten om genezing, om hulp, om kracht, om een wonder.
Nu volgen talloze mensen beroemdheden op facebook, heb je veel likes, wordt er continu gezappt, geappt en getwitterd: je hoeft nooit meer alleen te zijn. Je kunt niet meer alleen zijn. Eigenlijk is er niets veranderd in al die eeuwen.
De mensen die Jezus volgden, zochten hem op omdat ze behoefte hadden aan leiding en zingeving. Wat dat precies inhoudt, dat wisten ze eigenlijk niet zo goed. Jezus noemt hen schapen zonder herder. Een beroemde uitspraak die nog altijd geldt, ook voor de dag van vandaag.
Want wat is een schaap dat zijn behoefte aan weidegrond, aan sappige grassen niet kent, niet weet waar heen te gaan, maar ronddoolt, ten prooi aan gevaren als dorst, droogte en roofdieren.
De schapen weten niet precies wat ze nodig hebben, waarheen te gaan, dat verlangen ze van de herder. Maar de herder moet er ook achter komen, waar de schapen het meest behoefte aan hebben, hij moet de omgeving kennen, maar vooral zijn eigen schapen. De herder volgt zijn schapen, stuurt ze bij en beschermt ze als ze dreigen af te dwalen. Er is een wisselwerking tussen schapen en herder. De een volgt de beweging van de ander. Soms volgt de herder zijn schapen, soms volgen de schapen hem, dan weer trekken ze gezamenlijk op.
De beeldspraak van de schapen zonder herder is het verhaal van de individualisering van onze tijd. Mensen van nu zijn meer dan volgzame schapen: ze voelen zich snel ergens niet meer thuis, zoeken hun heil overal, er zijn immers ook zoveel mogelijkheden. Diversiteit is een modewoord, populair omdat het respect lijkt op te brengen voor allerlei uitingsvormen van moraal, cultuur en religie. Maar of er in die veelheid ook eenheid en verbondenheid tussen mensen kan ontstaan, is maar zeer de vraag.
In Jezus’ tijd, maar niet minder in de onze, was en is er een grote behoefte aan verbinding. Aan wie kunnen mensen van nu zich toevertrouwen, wie kent hun bij name, wie ziet hun eigenheid en vergeeft hun misstappen? Welke leiders zijn betrouwbaar en dienstbaar? Met andere woorden: Door wie worden wij gekend, wie geeft ons bezieling en leiding?
Wij worden gekend door een Herder die God ons gezonden heeft en messiaanse gestalte heeft gekregen. Iemand die zich offert voor een ideaal opdat velen leven zouden ontvangen. Zoals een herder voor zijn schapen zorgt, zo zorgt Jezus voor onze gemeenschap, die Hij bij name kent. En wij willen in Zijn naam zorgdragen voor onze gemeenschap. De Geest van Jezus zorgt dat er verbinding ontstaat tussen mensen, binnen maar ook buiten de schaapskooi.
Zorg hoort dus wezenlijk bij kennen en gekend worden. Onlangs sprak ik iemand die een treffende uitspraak deed: “er zijn mensen die zorgen voor mijn boodschappen, mensen die mij wassen en aankleden, weer andere mensen die zorgen dat alles er netjes uitziet. Maar wie zorgt er nu voor mij?”
Zo is het precies. Als wij niet gekend worden zoals we zijn en omwille wie we zijn, schiet alle zorg tekort. Zoals schapen gekend zijn door de herder en veiligheid vinden, zo willen mensen zich gezien voelen, ontmoet worden in hun menszijn. Goede zorg maakt ons groter, geeft vertrouwen en schept kracht.
Verbondenheid ontstaat omdat je ergens bij betrokken bent, ergens bij wilt horen: een geborgenheid en diepere eenheid die je kunt beleven. Je bent deel van een gemeenschap, onderdeel van een relationeel netwerk dat wederkerigheid en onderling vertrouwen uitstraalt.
Daarin ligt waarschijnlijk de ziel van ons kerkzijn verborgen. Dat wij hier door elkaar gekend zijn en weten dat we bij elkaar horen, verbonden als onze levens zijn door een groter ideaal dat toegang geeft tot onze diepste kern; en tegelijk openheid verschaft voor de samenleving die echte herders zozeer nodig heeft.
Uiteindelijk weet God ten volle wat we nodig hebben. Hij stuurt leiders, herders, engelen en profeten naar de wereld, die de verdoolde kudde mensen een goede richting wijzen. Daardoor kunnen zij de weg naar God terugvinden.
Mogen wij vooral op Hem vertrouwen die mensen op weg zet, Die ons rust geeft als wij de eenzaamheid zoeken, als wij willen bidden of mediteren, of zo maar mijmeren in stilte op een verlaten plek, thuis, in een kapel of tijdens een vacantie. God kent ons het beste, zoals we onszelf gekend willen weten.
Dan is God thuis, bij ons, geven we hem die plek van leidsman in ons leven.
Amen.
30 juni 2024
Voorganger: Nadia Kroon
Lezingen: Wijsheid 1:13-15 en 2:23-24 en Marcus 5:21-43
Thema: Dochter: Sta op!
Ongeveer duizend jaar. Dat is de periode waarin vrouwen leiderschap konden uitoefenen in de kerk. De periode waarin ze ambten mochten bekleden. Diaken, priester, bisschop, abdis met sacramentele bevoegdheden. Dat is de periode waarvan we afbeeldingen en teksten hebben gevonden die hun inzet beschrijven en verbeelden. Vrouwen met stola’s, met bisschopsstaffen, en staande naast het altaar. Vrouwen die rechtop staan afgebeeld, even groot als hun mannelijke collega’s.
Zusters die onze kerk hebben gediend, voor haar hebben gestreden, en de goede boodschap brachten aan alle gelovigen.
Toch werd het hun van meet af aan door sommigen niet gegund. Paulus moest zijn vrouwelijke collega’s al verdedigen, de profetessen en voorbidsters in de samenkomsten. ‘Het is schandelijk dat een vrouw in het openbaar spreekt’, werd er al gezegd. En gedurende de eeuwen die volgden werden de namen en grote daden van vrouwelijke kerkleiders uit de kerkgeschiedenisboeken geschrapt, hun afbeeldingen verwijderd of vervangen met kleine afbeeldingen en nederige houdingen, tot ze op een gegeven moment, rond de 12e eeuw alleen nog maar opgesloten in kloosters mochten bestaan. Hun protesten werden langzaam maar zeker gesmoord en uit het collectief geheugen verwijderd. Tot ver in de 20e eeuw leek het alsof ze nooit hadden bestaan. Een langzaam sterven, over eeuwen uitgerekt.
God heeft de mens, de man en de vrouw, gemaakt als een afspiegeling van Gods eigen wezen. Om als een licht in de wereld en dus ook in de kerk te schijnen, om in de voetsporen te treden van de vrouwelijke leiders, profetessen, apostelen en discipelen, het goede nieuws bekend te maken en het volle leven door te geven dat hen geschonken is. Want, in de woorden van Wijsheid, God heeft toch alles geschapen om te leven. En Hij/Zij schept geen behagen in de ondergang van de levenden.
Maar door de afgunst van de duivel kwam de dood in de wereld.
Afgunst. Ik gun jou het leven niet.
Ik gun jou het leven niet, dus ik houd jou weg van de bron van het leven. Gesymboliseerd in brood en wijn. Afgunst, dus ik houd jou weg van de Logos, Christus, het leven zelf, gesymboliseerd door de plaats van het altaar en het tabernakel. Afgunst, dus ik houd jou weg van de anbo, de plaats waar we een stem krijgen. Afgunst, dus jouw vrouwelijkheid mag er niet zijn. Een kind baren maakt je onrein, ongesteld zijn betekent niet in de kerk mogen komen, trouwen betekent de status krijgen van een kind.
Ik begon deze overweging niet met vrouwelijke leiders omdat leiders belangrijker zijn dan mensen met andere taken en rollen, maar omdat het schadelijk is voor iedereen als je niet vertegenwoordigd bent op de plaatsen waar de beslissingen worden gemaakt en onze kennis van de wereld en het geloof wordt vormgegeven. Dat is erg, juist omdat iedereen ertoe doet. Juist omdat ieder mens, ieder werk belangrijk is en de ruimte moet krijgen om te worden gedaan. In harmonie, gelijkwaardigheid en wederkerigheid.
Op een dag overbrugde Jezus de afstand die was geschapen tussen vrouwen en mannen. Hij stak het meer over en nog staande op de oever kwam Jaïrus, overste van de synagoge, vertegenwoordiger van de godsdienst, van de kerk zou je kunnen zeggen, op hem af, smekend of hij zijn dochter zou willen genezen. Ze was slechts twaalf jaar oud. Ze werd geboren als kind en zou sterven als kind. Op de joodse grens van de volwassenheid. Twaalf jaar. Maar Jezus sprak hem toe, ‘Wees niet bang, maar blijf geloven, blijf vertrouwen.’ En hij deed haar opstaan uit de dood. En ze stond, deze nieuwe volwassen vrouw, liep rond en kreeg, in opdracht van Jezus, eten. Brood en wijn voor onderweg. Want een volwassen vrouw heeft kracht nodig. Zoals wij brood en wijn krijgen, om te blijven leven als afspiegeling van Gods Wezen, zoals Jezus en Jaïrus’ dochter dat ook allebei waren.
Twaalf jaar kind, nooit volwaardig volwassen kunnen worden. Zoals vrouwen in de synagoges en de Kerk niet volwaardig volwassen konden worden. Maar de Messias wilde het anders. Dochter, sta op! Loop, eet en wordt krachtig. Het tijdperk van het gedwongen kind zijn is afgelopen. Neem je rechtmatige plaats in, als volwassene.
Maar het was niet alleen in Kerk en Synagoge, maar ook in de samenleving. Twaalf jaar zwierf een andere vrouw rond in de marge. Door haar bloedvloeiingen onrein verklaard. Ze kon niet leven en was levend dood. Verstoten door het volk en door menselijke bepalingen, want het is de duivelse invloed op de menigte die andere mensen het volle leven niet gunt. Door ze uit te sluiten, monddood te maken, een verduisterende doek te werpen over deze afspiegelingen van het wezen van God.
In het tweede millennium van onze kerkgeschiedenis was het de kerk die de onderdrukking van de vrouw aanwakkerde. In het eerste millennium was het de samenleving die de onderdrukking van de vrouw in de kerk aanwakkerde. De verhalen van vandaag lijken wel profetisch.
Maar haar verhaal doorkruist het verhaal van het dochtertje van Jaïrus, het hulpeloze kind. Ze komt er dwars doorheen, letterlijk. Dwars door de menigte baant zij zich een weg, raakt Jezus kleed aan en wordt genezen. Waarom ze dit risico neemt? Haar geloof. Zij is geen hulpeloos kind. Haar vertrouwen in God is krachtig. Zij is een krachtige vrouw.
Haar kracht komt niet van anderen het leven niet gunnen. Zichzelf belangrijker maken ten koste van andere mensen en bevolkingsgroepen in de samenleving, zoals zo vaak gebeurt, ook tegenwoordig in kerk en samenleving. Nee, haar kracht is haar vertrouwen in God. Het vertrouwen in de gedachte: Ik mag voluit leven! Want God heeft mij zo bedoeld.
En ja, dat is ook spannend. Moed is niet het ontbreken van angst, maar weten dat er iets belangrijker is dan die angst. Gelukkig stelt de Messias haar snel gerust, neemt daar ook echt de moeite voor, want het is moeilijk haar terug te vinden in die mensenmassa. Maar dan komt ze naar voren en de Messias zegt tegen haar: ‘Dochter, uw geloof heeft u genezen. Ga in vrede en wees van uw kwaal verlost.’ Dochter, is zij nu. Een identiteit. Dochter van Abraham en Sara, zoals de mannen zich zonen van Abraham noemden. Zij maakt deel uit van het volk. Ze hoort erbij. Vrede krijgt ze toegewenst. Want leven kost moed. Leven is telkens opnieuw je teweer stellen tegen de krachten van de dood. De stemmen van afgunst in de samenleving. Soms zelfs de stemmen in je eigen hoofd: je kunt het niet. Je bent niets. Jij hebt geen gaven. Hou jij je mond maar.
Vrede, krijgt zij, krijg jij toegewenst, vrouw en man, want we zitten met elkaar in dezelfde boot, lieve mensen. Als de dood voor de een de wereld in komt, komt die ook voor de ander. Vrede krijgen jullie, om te leven in vreugde, te leven in volheid. Sta op en ga in vrede. Want de tijd dat vrouwen als kinderen waren is voorbij, en dus breekt er voor ons allen een nieuwe tijd aan. De duivel mag krijsen en stampen met zijn voeten uit frustratie, maar het kwaad zal niet overwinnen. Wij hebben weer een stem, we staan weer zij aan zij, de afspiegeling van Gods Wezen is weer volledig.
Dus sta op, zusters. Sta op, broeders. Kom in beweging, eet het brood en de wijn die je kracht zal geven op je weg, en wees voor allen de stralende afspiegeling van de Eeuwige. Zijzelf zal met je zijn.
23 juni 2024
Voorganger: Wim Rigters.
Lezingen: Job, 38, 1.8-11 en Marcus 4, 35-41
Thema: Het oog van de storm
‘Job pijnigde zijn hersenen dag en nacht met de vraag:
waarom dit lijden, waarom ik, waaraan verdiend?’
Je hoeft ‘het boek Job’ in het Oude Testament niet helemaal gelezen te hebben, en het zelfs niet te kennen, om zijn vraag te herkennen: ‘waarom dit lijden, waarom ik, waarom zij?’
Ik denk dat er weinigen onder ons zijn die hem zelf niet een keer of zelfs meerdere malen gesteld hebben, misschien zelfs nu op dit moment stellen – om wat jou zelf overkwam of overkomt, of omdat je ziet en hoort wat ontelbaar veel mensen overkomen is in het verleden, maar vooral nu – dagelijks en ieder moment van de dag, dichtbij en ver weg, in onze eigen samenleving en op zoveel plekken op onze planeet?
“When bad things happen to good people” is the titel van een boekje dat Harold Kusner schreef in 1981: ’Als het kwaad goede mensen treft’. Hij vertelt in zijn boek een oud chinees verhaal: Een vrouw, wier enige zoon was gestorven, ging naar een heilig man en smeekte hem zijn toverkracht te gebruiken om haar zoon weer tot leven te brengen. De man antwoordde: ‘Haal voor mij een mosterdzaadje uit een huis waar het verdriet nooit binnenging’.
De aanleiding voor dit boek was, toen Kushner te horen kreeg dat zijn driejarig zoontje Aäron voor zijn vijftiende zou sterven aan de ongeneeslijke ziekte progeria. Zelf zegt hij: “omdat ik zelf de noodzaak voelde om een paar van de belangrijkste dingen die ik sindsdien ontdekt heb en ben gaan geloven, onder woorden te brengen”.
Is dat nou niet precies de reden en de bedoeling van ons samenkomen in dit huis “van hout en steen, dat lang – de stormen heeft doorstaan, waar nog de wolk gebeden hangt van wie zijn voorgegaan?” . . . om elkaar te vertellen, te getuigen, van wat we ontdekt hebben en zijn gaan geloven? We zullen dat straks weer doen met voorgedrukte woorden:
Ik geloof in Gods Geest die ons in beweging zet
om te helen wat gebroken is,
om te troosten wie te lijden heeft,
om hoop te bieden aan wie vertwijfeld is.
Zo gauw gezegd, zo mooi gezegd, maar waar vinden we de kracht, de motivatie om het niet bij woorden te laten? Ik heb gezocht in de Schriftlezingen die we gehoord hebben en denk een antwoord gevonden te hebben, althans voor mij, maar dat wil ik delen.
Niet in de bevestiging van het bestaan van verschrikkelijk veel leed in het leven van Job en de storm die kan woeden in ons leven en dat van anderen, maar in de houding en het antwoord van de twee hoofdpersonen:
- ‘Toen begreep Job dat hij niet moest vragen maar vertrouwen’ en
- Jezus: die de storm tot zwijgen brengt: waarom bang zijn? Heb vertrouwen.
‘Heb vertrouwen’,
is dat niet evenzeer gauw en mooi gezegd? Waarin, waarop vertrouwen? In wie?
In Hem om wie wij hier samenkomen en van wie wij hier getuigen in te geloven: Jezus.
Hij is niet bang te krijgen, blijkbaar. Hij raakt niet in paniek bij tegenwind. Hij weet God in het leven nabij, bij tij en ontij. En Hij kent God bij zijn naam: ‘Ik-zal-er-zijn’. Wie die naam vergeten, noemt hij :'Kleingelovigen!'. Soms ontmoet je groot-gelovigen: mensen die God niet vergeten te danken wanneer het goed gaat, en die hun vertrouwen in Hem niet opzeggen wanneer het slecht gaat. Ze blijven in de storm op Hem vertrouwen. Soms ontmoet je mensen - en ook dat zijn grootgelovigen - die, in plaats van God de schuld te geven, zelf de handen uit de mouwen steken. Ze blijven je nabij in de storm. Ze helpen je door je zorgen heen. Ze geven je een veilig gevoel, vertrouwen. ‘Ik-zal-er-zijn’ is de naam van God, en er zijn gelukkig ook nogal wat mensen die zijn naam eer aandoen, mensen die je laten voelen: ik-zal-er-zijn voor jou, voor jullie.
Mensen als Jezus, engelen van mensen . . . wat een geluk als ze je pad kruisen.
16 juni 2024
Voorganger: René Klaassen.
Lezingen:Ezechiël 17, 22 – 24 en Marcus 4, 26 - 34.
Thema Groeikracht.
Sinds een paar maanden heb ik er een nieuwe hobby bij. Mijn verzamelhobby’s hebben naast veel plezier en ontspanning altijd al veel tijd ruimte ingenomen. Maar daar zijn hobby’s immers ook voor toch? Wie mij wat beter kent weet er van. Overal in huis stapeltjes postzegels, overal in huis Sinterklaas, en mijn kersthobby groeit langzaam maar zeker hier het gebouw uit. Biechtstoelen, zolder, kelders.
Maar ik dwaal af … Sinds kort heb ik er dus nog een hobby bij : we hebben maar een kleine tuin en die ligt voor een groot deel dicht met tegels. Die heb ik dit voorjaar en stel gewipt en het gele zand verwijderd en er moestuingrond voor terug gebracht. En daar hebben we voorzichtig, met een piepklein plastic kasje zaadjes in potjes gedaan. Ze kiemen, ze komen op, ze gaan over in de moesgrond. Dan valt er een stortbui en liggen de jonge plantjes plat en je begint opnieuw, sla, slakken, radijsjes, worteltjes, en gisteren … de eerste frambozen.
Dat van dat topje van die Cederboom uit de lezing van Ezechiël klopt ook in onze achtertuin. De buren hadden al lang in hun tuin een of twee frambozenstruiken. Ze plukten lang niet alles en lieten dus ook het een en ander achter voor de vogels. Die zitten graag in de zon op de rand van de schutting en door hun ontlasting hebben ze, het lijkt wel de hand van God zelf, zaadjes naar mijn tuin gebracht. Die zaadjes hebben loten voortgebracht, nu net zo hoog als de schutting. Ze beginnen nu fabuleus vruchten voort te brengen en het zijn prachtige frambozenstruiken geworden.
Langzaam, maar zeker begint het wat te worden met die moestuinhoek. Zomaar, in de luwte van onze tuin, groeit het in stilte, onder de soms hete zon en dankzij de regen en soms de gieter. Het barst er van de groeikracht.
Dit vertel ik u, omdat het een eigen versie is van wat Marcus zich nog weet te herinneren over Jezus en zijn voorbeeldverhalen, zijn parabels, zijn gelijkenissen wanneer hij zijn evangelie schrijft.
We hoorden een stukje uit wat we wel kennen als de Bergrede. U weet wel. Jezus is zijn openbare leven begonnen, met het eerste wonder, hij verandert water in wijn. Hij gaat op pad in zijn eigen regio: Galilea en trekt weldoende rond. Hij verzamelt zijn vrienden, hij verzamelt volgers door zijn optreden. Hij geneest van ziektes, hij geneest van eenzaamheid, hij geneest van ongelijkheid en van onrechtvaardigheid. Hij wordt bekend en populair. En dan komt in zijn leven het moment dat het te druk wordt om hem heen en hij niet meer aan zichzelf toe komt en eigenlijk wil hij zich terugtrekken. Maar er verzamelt zich een menigte, die toegesproken wil worden en dan vanuit een bootje houdt hij een lange redevoering die vol zit met dit soort voorbeeld verhalen, parabels. Stuk voor stuk levenslessen.
En in het verhaal wat we vandaag hoorden staat uitgelegd dat ook jezus alles wat hem allemaal simpelweg lijkt te overkomen, ooit in hem begonnen is als een piepklein begin. En hij kist zorgvuldig iets heel kleins om dat te bewijzen. Een mosterdzaadje. Wie een mosterdzaadje tussen zijn vingers klemt ziet het niet eens meer om ze te kunnen zien moet je ze in een open hand leggen en dan zie je pas hoe klein.
Het voorbeeld is ijzersterk gekozen. Zo’n onooglijk klein zaadje. Ze zaaien zichzelf uit met behulp van de wind. Zo’n zaadje kan wanneer het in een kier van een muur waait al bij het kiemen en uitlopen stenen uit elkaar drukken en uiteindelijk de muur doen omvallen. Zo sterk is dit zaad en een mosterdboom, eenmaal uitgegroeid overwoekerd alles wat er verder inde buurt staat. Zoveel kracht bergt het in zich. Ik zal er in mijn eigen tuin dus hel voorzichtig mee zijn. maar het gaat me niet zozeer om het zaadje, maar het gaat me om die kracht. Jezus gebruikt dit voorbeeld om de kracht van geloven te benadrukken. En zo is het hem en zijn boodschap ook vergaan. De groeikracht van dat allereerste begin heeft het geloof over heel de wereld verspreid. En het groeit en bloeit nog tot op de dag van vandaag. Steeds weer in andere en nieuwe mensen. We zullen zo dadelijk met elkaar bidden
Eens lang geleden zijn mensen begonnen met zaaien en maaien,
met dorsen en malen en zij bakten het eerste brood,
om goed van te eten en hun leven te richten.
Zo hebben we geleerd dat de groeikracht uit wat ooit aan het begin van onze levens als een klein mosterdzaadje voelde nu ons leven richt en mede bepaalt.
Eens langgeleden begonnen mensen met planten en sproeien
en zij vulden de eerste kruiken met wijn,
om goed van te drinken en hun leven te richten.
Zo hebben we geleerd dat we ons gelovig zijn en ons gelovig leven, moeten blijven voeden. Geen enkel leven kan zonder voedsel en water. Daarom versterken wij wekelijks ons geloof door te delen van wat de schepping ons aanreikt. Vanaf dag een …. Vanaf onooglijk klein ….
Moge het zo zijn.