![](/templates/yootheme/cache/8f/effataintrobanner-8f6fcdfd.jpeg)
Overwegingen
30 juni 2024
Voorganger: Nadia Kroon
Lezingen: Wijsheid 1:13-15 en 2:23-24 en Marcus 5:21-43
Thema: Dochter: Sta op!
Ongeveer duizend jaar. Dat is de periode waarin vrouwen leiderschap konden uitoefenen in de kerk. De periode waarin ze ambten mochten bekleden. Diaken, priester, bisschop, abdis met sacramentele bevoegdheden. Dat is de periode waarvan we afbeeldingen en teksten hebben gevonden die hun inzet beschrijven en verbeelden. Vrouwen met stola’s, met bisschopsstaffen, en staande naast het altaar. Vrouwen die rechtop staan afgebeeld, even groot als hun mannelijke collega’s.
Zusters die onze kerk hebben gediend, voor haar hebben gestreden, en de goede boodschap brachten aan alle gelovigen.
Toch werd het hun van meet af aan door sommigen niet gegund. Paulus moest zijn vrouwelijke collega’s al verdedigen, de profetessen en voorbidsters in de samenkomsten. ‘Het is schandelijk dat een vrouw in het openbaar spreekt’, werd er al gezegd. En gedurende de eeuwen die volgden werden de namen en grote daden van vrouwelijke kerkleiders uit de kerkgeschiedenisboeken geschrapt, hun afbeeldingen verwijderd of vervangen met kleine afbeeldingen en nederige houdingen, tot ze op een gegeven moment, rond de 12e eeuw alleen nog maar opgesloten in kloosters mochten bestaan. Hun protesten werden langzaam maar zeker gesmoord en uit het collectief geheugen verwijderd. Tot ver in de 20e eeuw leek het alsof ze nooit hadden bestaan. Een langzaam sterven, over eeuwen uitgerekt.
God heeft de mens, de man en de vrouw, gemaakt als een afspiegeling van Gods eigen wezen. Om als een licht in de wereld en dus ook in de kerk te schijnen, om in de voetsporen te treden van de vrouwelijke leiders, profetessen, apostelen en discipelen, het goede nieuws bekend te maken en het volle leven door te geven dat hen geschonken is. Want, in de woorden van Wijsheid, God heeft toch alles geschapen om te leven. En Hij/Zij schept geen behagen in de ondergang van de levenden.
Maar door de afgunst van de duivel kwam de dood in de wereld.
Afgunst. Ik gun jou het leven niet.
Ik gun jou het leven niet, dus ik houd jou weg van de bron van het leven. Gesymboliseerd in brood en wijn. Afgunst, dus ik houd jou weg van de Logos, Christus, het leven zelf, gesymboliseerd door de plaats van het altaar en het tabernakel. Afgunst, dus ik houd jou weg van de anbo, de plaats waar we een stem krijgen. Afgunst, dus jouw vrouwelijkheid mag er niet zijn. Een kind baren maakt je onrein, ongesteld zijn betekent niet in de kerk mogen komen, trouwen betekent de status krijgen van een kind.
Ik begon deze overweging niet met vrouwelijke leiders omdat leiders belangrijker zijn dan mensen met andere taken en rollen, maar omdat het schadelijk is voor iedereen als je niet vertegenwoordigd bent op de plaatsen waar de beslissingen worden gemaakt en onze kennis van de wereld en het geloof wordt vormgegeven. Dat is erg, juist omdat iedereen ertoe doet. Juist omdat ieder mens, ieder werk belangrijk is en de ruimte moet krijgen om te worden gedaan. In harmonie, gelijkwaardigheid en wederkerigheid.
Op een dag overbrugde Jezus de afstand die was geschapen tussen vrouwen en mannen. Hij stak het meer over en nog staande op de oever kwam Jaïrus, overste van de synagoge, vertegenwoordiger van de godsdienst, van de kerk zou je kunnen zeggen, op hem af, smekend of hij zijn dochter zou willen genezen. Ze was slechts twaalf jaar oud. Ze werd geboren als kind en zou sterven als kind. Op de joodse grens van de volwassenheid. Twaalf jaar. Maar Jezus sprak hem toe, ‘Wees niet bang, maar blijf geloven, blijf vertrouwen.’ En hij deed haar opstaan uit de dood. En ze stond, deze nieuwe volwassen vrouw, liep rond en kreeg, in opdracht van Jezus, eten. Brood en wijn voor onderweg. Want een volwassen vrouw heeft kracht nodig. Zoals wij brood en wijn krijgen, om te blijven leven als afspiegeling van Gods Wezen, zoals Jezus en Jaïrus’ dochter dat ook allebei waren.
Twaalf jaar kind, nooit volwaardig volwassen kunnen worden. Zoals vrouwen in de synagoges en de Kerk niet volwaardig volwassen konden worden. Maar de Messias wilde het anders. Dochter, sta op! Loop, eet en wordt krachtig. Het tijdperk van het gedwongen kind zijn is afgelopen. Neem je rechtmatige plaats in, als volwassene.
Maar het was niet alleen in Kerk en Synagoge, maar ook in de samenleving. Twaalf jaar zwierf een andere vrouw rond in de marge. Door haar bloedvloeiingen onrein verklaard. Ze kon niet leven en was levend dood. Verstoten door het volk en door menselijke bepalingen, want het is de duivelse invloed op de menigte die andere mensen het volle leven niet gunt. Door ze uit te sluiten, monddood te maken, een verduisterende doek te werpen over deze afspiegelingen van het wezen van God.
In het tweede millennium van onze kerkgeschiedenis was het de kerk die de onderdrukking van de vrouw aanwakkerde. In het eerste millennium was het de samenleving die de onderdrukking van de vrouw in de kerk aanwakkerde. De verhalen van vandaag lijken wel profetisch.
Maar haar verhaal doorkruist het verhaal van het dochtertje van Jaïrus, het hulpeloze kind. Ze komt er dwars doorheen, letterlijk. Dwars door de menigte baant zij zich een weg, raakt Jezus kleed aan en wordt genezen. Waarom ze dit risico neemt? Haar geloof. Zij is geen hulpeloos kind. Haar vertrouwen in God is krachtig. Zij is een krachtige vrouw.
Haar kracht komt niet van anderen het leven niet gunnen. Zichzelf belangrijker maken ten koste van andere mensen en bevolkingsgroepen in de samenleving, zoals zo vaak gebeurt, ook tegenwoordig in kerk en samenleving. Nee, haar kracht is haar vertrouwen in God. Het vertrouwen in de gedachte: Ik mag voluit leven! Want God heeft mij zo bedoeld.
En ja, dat is ook spannend. Moed is niet het ontbreken van angst, maar weten dat er iets belangrijker is dan die angst. Gelukkig stelt de Messias haar snel gerust, neemt daar ook echt de moeite voor, want het is moeilijk haar terug te vinden in die mensenmassa. Maar dan komt ze naar voren en de Messias zegt tegen haar: ‘Dochter, uw geloof heeft u genezen. Ga in vrede en wees van uw kwaal verlost.’ Dochter, is zij nu. Een identiteit. Dochter van Abraham en Sara, zoals de mannen zich zonen van Abraham noemden. Zij maakt deel uit van het volk. Ze hoort erbij. Vrede krijgt ze toegewenst. Want leven kost moed. Leven is telkens opnieuw je teweer stellen tegen de krachten van de dood. De stemmen van afgunst in de samenleving. Soms zelfs de stemmen in je eigen hoofd: je kunt het niet. Je bent niets. Jij hebt geen gaven. Hou jij je mond maar.
Vrede, krijgt zij, krijg jij toegewenst, vrouw en man, want we zitten met elkaar in dezelfde boot, lieve mensen. Als de dood voor de een de wereld in komt, komt die ook voor de ander. Vrede krijgen jullie, om te leven in vreugde, te leven in volheid. Sta op en ga in vrede. Want de tijd dat vrouwen als kinderen waren is voorbij, en dus breekt er voor ons allen een nieuwe tijd aan. De duivel mag krijsen en stampen met zijn voeten uit frustratie, maar het kwaad zal niet overwinnen. Wij hebben weer een stem, we staan weer zij aan zij, de afspiegeling van Gods Wezen is weer volledig.
Dus sta op, zusters. Sta op, broeders. Kom in beweging, eet het brood en de wijn die je kracht zal geven op je weg, en wees voor allen de stralende afspiegeling van de Eeuwige. Zijzelf zal met je zijn.
23 juni 2024
Voorganger: Wim Rigters.
Lezingen: Job, 38, 1.8-11 en Marcus 4, 35-41
Thema: Het oog van de storm
‘Job pijnigde zijn hersenen dag en nacht met de vraag:
waarom dit lijden, waarom ik, waaraan verdiend?’
Je hoeft ‘het boek Job’ in het Oude Testament niet helemaal gelezen te hebben, en het zelfs niet te kennen, om zijn vraag te herkennen: ‘waarom dit lijden, waarom ik, waarom zij?’
Ik denk dat er weinigen onder ons zijn die hem zelf niet een keer of zelfs meerdere malen gesteld hebben, misschien zelfs nu op dit moment stellen – om wat jou zelf overkwam of overkomt, of omdat je ziet en hoort wat ontelbaar veel mensen overkomen is in het verleden, maar vooral nu – dagelijks en ieder moment van de dag, dichtbij en ver weg, in onze eigen samenleving en op zoveel plekken op onze planeet?
“When bad things happen to good people” is the titel van een boekje dat Harold Kusner schreef in 1981: ’Als het kwaad goede mensen treft’. Hij vertelt in zijn boek een oud chinees verhaal: Een vrouw, wier enige zoon was gestorven, ging naar een heilig man en smeekte hem zijn toverkracht te gebruiken om haar zoon weer tot leven te brengen. De man antwoordde: ‘Haal voor mij een mosterdzaadje uit een huis waar het verdriet nooit binnenging’.
De aanleiding voor dit boek was, toen Kushner te horen kreeg dat zijn driejarig zoontje Aäron voor zijn vijftiende zou sterven aan de ongeneeslijke ziekte progeria. Zelf zegt hij: “omdat ik zelf de noodzaak voelde om een paar van de belangrijkste dingen die ik sindsdien ontdekt heb en ben gaan geloven, onder woorden te brengen”.
Is dat nou niet precies de reden en de bedoeling van ons samenkomen in dit huis “van hout en steen, dat lang – de stormen heeft doorstaan, waar nog de wolk gebeden hangt van wie zijn voorgegaan?” . . . om elkaar te vertellen, te getuigen, van wat we ontdekt hebben en zijn gaan geloven? We zullen dat straks weer doen met voorgedrukte woorden:
Ik geloof in Gods Geest die ons in beweging zet
om te helen wat gebroken is,
om te troosten wie te lijden heeft,
om hoop te bieden aan wie vertwijfeld is.
Zo gauw gezegd, zo mooi gezegd, maar waar vinden we de kracht, de motivatie om het niet bij woorden te laten? Ik heb gezocht in de Schriftlezingen die we gehoord hebben en denk een antwoord gevonden te hebben, althans voor mij, maar dat wil ik delen.
Niet in de bevestiging van het bestaan van verschrikkelijk veel leed in het leven van Job en de storm die kan woeden in ons leven en dat van anderen, maar in de houding en het antwoord van de twee hoofdpersonen:
- ‘Toen begreep Job dat hij niet moest vragen maar vertrouwen’ en
- Jezus: die de storm tot zwijgen brengt: waarom bang zijn? Heb vertrouwen.
‘Heb vertrouwen’,
is dat niet evenzeer gauw en mooi gezegd? Waarin, waarop vertrouwen? In wie?
In Hem om wie wij hier samenkomen en van wie wij hier getuigen in te geloven: Jezus.
Hij is niet bang te krijgen, blijkbaar. Hij raakt niet in paniek bij tegenwind. Hij weet God in het leven nabij, bij tij en ontij. En Hij kent God bij zijn naam: ‘Ik-zal-er-zijn’. Wie die naam vergeten, noemt hij :'Kleingelovigen!'. Soms ontmoet je groot-gelovigen: mensen die God niet vergeten te danken wanneer het goed gaat, en die hun vertrouwen in Hem niet opzeggen wanneer het slecht gaat. Ze blijven in de storm op Hem vertrouwen. Soms ontmoet je mensen - en ook dat zijn grootgelovigen - die, in plaats van God de schuld te geven, zelf de handen uit de mouwen steken. Ze blijven je nabij in de storm. Ze helpen je door je zorgen heen. Ze geven je een veilig gevoel, vertrouwen. ‘Ik-zal-er-zijn’ is de naam van God, en er zijn gelukkig ook nogal wat mensen die zijn naam eer aandoen, mensen die je laten voelen: ik-zal-er-zijn voor jou, voor jullie.
Mensen als Jezus, engelen van mensen . . . wat een geluk als ze je pad kruisen.
16 juni 2024
Voorganger: René Klaassen.
Lezingen:Ezechiël 17, 22 – 24 en Marcus 4, 26 - 34.
Thema Groeikracht.
Sinds een paar maanden heb ik er een nieuwe hobby bij. Mijn verzamelhobby’s hebben naast veel plezier en ontspanning altijd al veel tijd ruimte ingenomen. Maar daar zijn hobby’s immers ook voor toch? Wie mij wat beter kent weet er van. Overal in huis stapeltjes postzegels, overal in huis Sinterklaas, en mijn kersthobby groeit langzaam maar zeker hier het gebouw uit. Biechtstoelen, zolder, kelders.
Maar ik dwaal af … Sinds kort heb ik er dus nog een hobby bij : we hebben maar een kleine tuin en die ligt voor een groot deel dicht met tegels. Die heb ik dit voorjaar en stel gewipt en het gele zand verwijderd en er moestuingrond voor terug gebracht. En daar hebben we voorzichtig, met een piepklein plastic kasje zaadjes in potjes gedaan. Ze kiemen, ze komen op, ze gaan over in de moesgrond. Dan valt er een stortbui en liggen de jonge plantjes plat en je begint opnieuw, sla, slakken, radijsjes, worteltjes, en gisteren … de eerste frambozen.
Dat van dat topje van die Cederboom uit de lezing van Ezechiël klopt ook in onze achtertuin. De buren hadden al lang in hun tuin een of twee frambozenstruiken. Ze plukten lang niet alles en lieten dus ook het een en ander achter voor de vogels. Die zitten graag in de zon op de rand van de schutting en door hun ontlasting hebben ze, het lijkt wel de hand van God zelf, zaadjes naar mijn tuin gebracht. Die zaadjes hebben loten voortgebracht, nu net zo hoog als de schutting. Ze beginnen nu fabuleus vruchten voort te brengen en het zijn prachtige frambozenstruiken geworden.
Langzaam, maar zeker begint het wat te worden met die moestuinhoek. Zomaar, in de luwte van onze tuin, groeit het in stilte, onder de soms hete zon en dankzij de regen en soms de gieter. Het barst er van de groeikracht.
Dit vertel ik u, omdat het een eigen versie is van wat Marcus zich nog weet te herinneren over Jezus en zijn voorbeeldverhalen, zijn parabels, zijn gelijkenissen wanneer hij zijn evangelie schrijft.
We hoorden een stukje uit wat we wel kennen als de Bergrede. U weet wel. Jezus is zijn openbare leven begonnen, met het eerste wonder, hij verandert water in wijn. Hij gaat op pad in zijn eigen regio: Galilea en trekt weldoende rond. Hij verzamelt zijn vrienden, hij verzamelt volgers door zijn optreden. Hij geneest van ziektes, hij geneest van eenzaamheid, hij geneest van ongelijkheid en van onrechtvaardigheid. Hij wordt bekend en populair. En dan komt in zijn leven het moment dat het te druk wordt om hem heen en hij niet meer aan zichzelf toe komt en eigenlijk wil hij zich terugtrekken. Maar er verzamelt zich een menigte, die toegesproken wil worden en dan vanuit een bootje houdt hij een lange redevoering die vol zit met dit soort voorbeeld verhalen, parabels. Stuk voor stuk levenslessen.
En in het verhaal wat we vandaag hoorden staat uitgelegd dat ook jezus alles wat hem allemaal simpelweg lijkt te overkomen, ooit in hem begonnen is als een piepklein begin. En hij kist zorgvuldig iets heel kleins om dat te bewijzen. Een mosterdzaadje. Wie een mosterdzaadje tussen zijn vingers klemt ziet het niet eens meer om ze te kunnen zien moet je ze in een open hand leggen en dan zie je pas hoe klein.
Het voorbeeld is ijzersterk gekozen. Zo’n onooglijk klein zaadje. Ze zaaien zichzelf uit met behulp van de wind. Zo’n zaadje kan wanneer het in een kier van een muur waait al bij het kiemen en uitlopen stenen uit elkaar drukken en uiteindelijk de muur doen omvallen. Zo sterk is dit zaad en een mosterdboom, eenmaal uitgegroeid overwoekerd alles wat er verder inde buurt staat. Zoveel kracht bergt het in zich. Ik zal er in mijn eigen tuin dus hel voorzichtig mee zijn. maar het gaat me niet zozeer om het zaadje, maar het gaat me om die kracht. Jezus gebruikt dit voorbeeld om de kracht van geloven te benadrukken. En zo is het hem en zijn boodschap ook vergaan. De groeikracht van dat allereerste begin heeft het geloof over heel de wereld verspreid. En het groeit en bloeit nog tot op de dag van vandaag. Steeds weer in andere en nieuwe mensen. We zullen zo dadelijk met elkaar bidden
Eens lang geleden zijn mensen begonnen met zaaien en maaien,
met dorsen en malen en zij bakten het eerste brood,
om goed van te eten en hun leven te richten.
Zo hebben we geleerd dat de groeikracht uit wat ooit aan het begin van onze levens als een klein mosterdzaadje voelde nu ons leven richt en mede bepaalt.
Eens langgeleden begonnen mensen met planten en sproeien
en zij vulden de eerste kruiken met wijn,
om goed van te drinken en hun leven te richten.
Zo hebben we geleerd dat we ons gelovig zijn en ons gelovig leven, moeten blijven voeden. Geen enkel leven kan zonder voedsel en water. Daarom versterken wij wekelijks ons geloof door te delen van wat de schepping ons aanreikt. Vanaf dag een …. Vanaf onooglijk klein ….
Moge het zo zijn.
9 juni 2024
Voorganger: Jan van der Wal
Lezingen: Tweede brief aan de Corinthiërs 4, 16; 13-18
Thema: Ik geloof, daarom spreek ik
Een leven zonder moeilijkheden. Wie zou dat niet graag willen wensen, als wij op ons leven terugblikken. Tegelijkertijd realiseren wij ons dat er geen weg terug mogelijk is.
Onze levensweg is juist ontstaan en heeft zich kunnen ontwikkelen doorheen de moeite, de pijn en het verlies die wij hebben moeten doormaken. En die wij nog zullen doormaken.
De apostel Paulus, zijn beeltenis staat hier voor ons, is een voorbeeld. Levenservaringen, of ze nu goed of pijnlijk waren hebben ons gevormd en gaven ons wijsheid en inzicht, naast teleurstelling en ergernis.
Hier, in deze kring van leerlingen van Jezus, zijn wij als hopende en naar uitzicht verlangende mensen samengeschoold. Wij geven de moed niet op dat er een dag komt dat het licht doorbreekt. We willen ons niet laten leiden door list, onwaarheid en bedrog; door de liefde zijn we in staat niet aan wanhoop toe te geven en bij de pakken neer te zitten.
De getuigenissen die wij zojuist hebben gehoord, spreken een duidelijke taal. Er is redding mogelijk indien je gelooft dat het anders kan, anders moet. Geloof kan bergen verzetten omdat het onuitputtelijk is, want de kracht daartoe komt elders vandaan.
Geloof, hoe nietig of gebrekkig ook, het beschermt ons tegen de overmacht van al het negatieve en gewelddadige dat ons dagelijks kan overvallen, het beschermt ons vooral tegen de pretenties van de rationaliteit, de eenzijdigheid en de strakheid van het bestaan.
Geloof biedt namelijk troost en geeft perspectief op een andere wereld waar toekomst gloort. Geloof kan ons verzoenen met het onafwendbare, de tragiek en de eindigheid van alles. Geloof schept ook ruimte voor emoties en nieuwe taal.
‘Uit de duisternis zal licht schijnen’, roept Paulus ons toe vanuit de brief die hij ooit aan een van zijn parochies schreef. Als rondreizende missionaris beijverde hij zich voor een volstrekte helderheid en eenheid tussen woord en daad, tussen denken en doen. Want God heeft zijn kennis en liefde in ons binnenste gegrift.
Niets mocht verborgen blijven en niets bleef onbekend als het hem om de verkondiging van het Evangelie te doen was. Hij gaf de moed nooit op en spoorde zijn leerlingen in hun gemeenten aan dat evenmin te doen.
Want zij hadden een grote schat ontvangen: vanuit hun vaste geloof in de redder Jezus waren zij nu in staat gesteld om te spreken. De taal van het geloof verleent immers de kracht om te getuigen. ‘Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken’. Spreek dus vrijmoedig en wees niet verlegen, lijkt Paulus te zeggen.
Ook wij geloven en daarom spreken wij. Want wij weten vanuit geloof dat alles voor ons gebeurt opdat de genade onder steeds meer mensen verbreid raakt.
Profetische woorden van lang geleden die nog steeds actueel zijn, nu worden ze tot ons en over ons gezegd.
Missionaire vorming doet oude woorden opnieuw ontdekken en tot leven komen. Daarom geven wij de moed niet op, want wij hebben het woord gekregen. Amen.
Overweging van 26 mei 2024.
Overweging van Wim Rigters.
Lezingen: Spreuken 8,22-31, Psalm 33 (H.Oosterhuis), Matteüs 28,16-20.
Thema: Overal zijt Gij, onzichtbaar gegeven .....
“God zit niet op een troon van chroom of nikkel.
Soms zit hij in een oude pereboom en merelt,
soms staat hij op zijn hoofd in een klein kind,
want hij is altijd soms.
Hij is geen kerk van holle eeuwigheid,
hij is geen kathedraal van hoge lege almacht,
hij is een nu, een hier, een altijd soms,
soms lust die schuimt,
soms een verliefdheid, en wee de maagd.
Maar altijd is hij overal in alles
zoals het is,
zoals het soms en altijd anders is.”
Dit zijn niet mijn woorden, maar die van de Dichter Bertus Aafjes. De titel is: ‘Godsbegrip’. En daarover gaat het vandaag – de zondag na Pinksteren met de titel: Heilige Drie-Eenheid.
Het Godsbegrip van de christenen in de eerste eeuwen werd gevoed en gevormd door de herinnering aan Jezus, die, als hij het over God had, Hem ‘Vader’ noemde, ‘mijn vader’ en ‘onze vader’; door de herinnering, dat als de mensen Jezus hoorden spreken en doen, ze dachten: zo vader zo zoon; iemand die zó spreekt en doet moet wel een mens naar Gods hart zijn, en zij noemden hem Gods Zoon. En door de herinnering dat - na zijn dood, toen ze zich geen raad meer wisten - ze langzaam begonnen te beseffen dat hij hen niet in de steek gelaten had, maar dat zij zijn geest hadden, om verder te gaan, verder dus: met en in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Maar al gauw werd deze belijdenis aanleiding voor een steeds groter en heviger wordende discussie tussen geleerden, met name over de goddelijkheid die aan de persoon van Jezus werd toegekend: is Jezus gelijkend op God of gelijk aan God. Om aan deze discussies een eind te maken werd in 325 op het Concilie van Nicaeadie gelijkwaardigheid vastgelegd, en op het Concilie van Constantinopel in 381 de Heilige Geest aan deze goddelijke gelijkwaardigheid toegevoegd, en definitief de leer van de Drie-eenheid vastgesteld op het Concilie van Chalcedon in 451 na Chr. Sindsdien weten wij wie en wat God is en wat wij moeten geloven: Vader, Zoon en H.Geest – één God in drie personen; het mysterie van de Heilige Drie-Eenheid.
.. . Maar hoe leg je dat uit?
Een legende vertelt dat de H.Augustinus een antwoord krijgt dat hij niet verwacht. Lopend over het strand ziet Augustinus ineens een kindje dat ijverig met een schelp het water van de zee in een kuiltje giet. Nieuwsgierig vraagt Augustinus wat het aan het doen is. Het kind antwoordt dat het de zee in de kuil wil gieten. Natuurlijk merkt Augustinus op dat dit niet kan, dat is onbegonnen werk. Het kind - dat vaak wordt afgebeeld als een engel of Christuskind - zegt dan: "Zo is het ook voor de mensen onbegonnen werk het geheim van de Heilige Drie-eenheid te willen doorgronden."
De kapelaan in de godsdienstles op mijn lagere school had helemaal geen moeite met dit mysterie: kijk - zie die – hier heb ik 3 lucifers; ik steek ze aan – 3 vlammen – en nou doe ik ze bij elkaar: één vlam! Zo simpel is het.
Mijn eerste werkplek al pastor was een ZMOK-internaat, een internaat voor ‘zeer moeilijk opvoedbare kinderen’. Allemaal jongens van 6 tot 16 jaar. Zaterdagavond en zondagmorgen allemaal de kapel in voor de mis en een preek over lieve vader God en samen bidden ‘Onze Vader’. De meesten van hen kenden hun vader niet of hadden er meerdere. En ik dacht: God Vader? Veel meer moeder!
ik moe ook denken aan wat voor mij even een echte Gods-ervaring was: lang geleden, hoog in de Rockymountains in Canada, ’s avonds bij het kampvuur met mijn zus en zwager, en boven ons een sterrenhemel die ik nog nooit gezien had.
Op 6 januari 2007 was ik aanwezig in een kapelletje op de Veluwe – Hoog Soeren – om de doop te bedienen aan drie volwassenen: Oma Lous, haar dochter Maaike en haar zoon Lukas Zij noemden zich niet katholiek, maar zaten in een gesprekgroep van mensen op zoek naar God in hun leven. En voor hen was het moment gekomen om die God te erkennen en te eren, met het teken van de doop in water, broon van leven. “Een heel bijzondere ervaring op een bijzondere datum en plaats” stond er in het boek geschreven dat ik kreeg als dank; de titel was: ‘Een geschiedenis van God. vierduizend jaar jodendom, christendom en islam’ van auteur Karen Armstrong.
De geschiedenis van God, beschreven of verteld, is wel mensenwerk; ook in de bijbel: Het is het resultaat en de weergave van de zoektocht en ontdekking van mensen, ook van Jezus, die we vandaag hoorden zeggen: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”.
Als dit al woorden van Jezus zijn, of de gegroeide samenvatting van het geloof van de eerste christenen, dan zijn ze zeker niet bedoeld als dogma-verklaring, maar veeleer als uitnodiging en herinnering:
vergeet niet: God: vader, abba, papa, en dus ook moeder, mama, de bron van alle leven;
vergeet niet: Jezus, die die God liet zien in en door zijn leven;
vergeet niet: te gaan, te leven in hun geest.
Met de psalmist baden we:
Nog nooit heb ik U gezongen
zoals ik me voor had genomen.
Laat het nu lukken – ik wil bezingen uw droom.
We zongen samen: “Mensen bestaan u, zien en beleven u” (bij het openen boek)
En straks zullen we samen zeggen:
Laat in ons het inzicht rijpen
van wat mensen noemen 'God',
en zaai twijfel in mijn geest,
als ik u te zeker weet.
Moge het zo zijn.
Overweging van 19 mei 2024. Hoogfeest van Pinksteren.
Overweging van Zr. Nadia Kroon o.p.
Lezingen: Handelingen 2, 1-11; en Johannesw 15, 26-27; en 16, 12-15.
Hier in de Dominicuskerk en als dominicanes, kan ik het niet laten om een keer te preken over het dominicaanse motto ‘Veritas’ oftewel waarheid. En wat een mooie aanleiding vandaag in deze teksten over de Geest van de Waarheid. Want Waarheid zoeken we allemaal. Niet zozeer het eigen gelijk willen behalen, maar leren, ontdekken wie je zelf ten diepste bent, wie God is, en hoe je samen met anderen een gelukkig en vol leven kan leiden in verbondenheid met God. Dat is de moeite waard, vind je niet? Belangrijk bij dit nadenken over waarheid is taal. Dat klinkt heel abstract, maar is het niet. God spreekt tot iedereen in een eigen taal, en wij spreken allemaal onze eigen taal. Met die taal komt een ander referentiekader en die taal komt uit andere cultuur en ervaringen voort. De waarheid openbaart zich door taal, en daarom moet je je eigen taal ontdekken en luisteren naar die van anderen om de Waarheid op het spoor te komen. De Waarheid van de Geest die heilzaam is en gelukkig maakt. En daar gaat deze overweging over.
Vandaag is het Pinksteren. En Pinksteren is eigenlijk meteen al een vreemd verhaal, vind je niet? Er zijn mensen bij elkaar in een huis. Ze horen het geluid van een windvlaag, maar er is nergens wind. Dan komen er opeens vlammen, die zich op hen neerzetten, en beginnen ze spontaan in buitenlandse talen te praten die ze vermoedelijk niet kennen maar hen door de Geest worden ingegeven. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar mij overkomt dat niet elke dag.
Hier stuiten we al meteen op het onderwerp taal. Op begripskaders, cultuur, facetten van het goddelijke die binnen een bepaalde omgeving geopenbaard zijn en in anderen niet of anders. Bijvoorbeeld, als je dit soort bijzondere verhalen leest in het Nieuwe Testament, dan zitten er ergens verwijzingen naar het Oude Testament in. De joodse lezers of de lezers die in ieder geval bekend waren met het jodendom voelden aan wat er aan de hand was. Ook voor hen was het bijzonder en nieuw, maar ze konden aanvoelen wat het betekent. Bij een hevige windvlaag dachten ze aan de oude verhalen over de aanwezigheid van God, die omgeven werd of voorafgegaan werd door een stormwind. Of ze dachten misschien aan de ruach, het woord voor wind, adem of Geest in de Griekse vertaling van het Oude Testament. De vlammen die zich verspreiden maar niemand verbranden, ja, dat roept het verhaal op van de brandende braamstruik of doornstruik, waar God haar Naam openbaarde als Ik ben die ik ben of Ik zal er zijn. Misschien openbaart God zich hier weer opnieuw, begint de joodse lezer zich af te vragen? Misschien begint hier weer een nieuw en hoopvol hoofdstuk van Israël en de wereld, een hoofdstuk van nog grootsere bevrijding dan die van de slavernij uit Egypte waar de Israëlieten in de tijd van Mozes in gevangen zaten. En dan de datum, deze uitstorting van de Geest, die juist tijdens het Joodse Pentekoste, het Pinksterfeest gebeurde. Vijftig dagen nadat de joden de eerste graanoogst als offer aan God hadden opgedragen, zoals Jezus ook als het ware een offer werd en een eersteling, die van de dood naar het nieuwe leven ging door de opstanding. Zoals ook wij dat uiteindelijk mogen gaan. Vijftig dagen moesten de joden aftellen na dat eerste graanoffer en daarna was dit oogstfeest voltooid. Voor de leerlingen is het wachten ook voorbij, de Geest is gekomen en stort zich uit, en zij gaan de wereld in.
Ik leg deze symboliek uit, om mijn eerdere punt te maken. Pinksteren laat ons zien dat de Geest van de Waarheid universeel opereert, maar wel binnen de eigen cultuur, het eigen begripskader. De taal die jij spreekt en jouw belevingswereld is waarin de Geest zich uitstort. Hoe jij bent groot gebracht en nu leeft doet ertoe in jou en onze gezamenlijke zoektocht naar een heilzaam en gelukkig leven.
Nu, in het evangelie dat we lazen en dat vóór dit Pinksterverhaal plaatsvindt, vertelt Jezus al dat hij de Geest van de Waarheid zal zenden. Dé waarheid, de volle waarheid. Zullen wij dan de volle waarheid bezitten? Als Kerk hebben we dat lange tijd gedacht. Het was niet alleen ons bezit, maar we wisten die ook haarfijn uit te leggen. En dat is niet alleen een kerkelijke eigenschap. Nog zijn er overal mensen die denken dat zíj dé volle waarheid bezitten. Maar nee, de Geest van God kent en heeft de volle waarheid. Er is één waarheid, maar die waarheid is zo ongekend groots, veelzijdig en omvattend, die kan een mens op aarde niet bezitten. Ook een groep van mensen niet. Nee, zegt Jezus, de Geest zal jullie de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zet jullie op pad.
Dat wil zeggen, we gaan deze weg samen en we gáan de wég. We zijn onderweg. Maar nog niet gearriveerd. Hier op aarde is en blijft ons kennen beperkt.
Want wij zijn wezens van taal. De Geest, wanneer die wordt uitgestort, laat de mannelijke en vrouwelijke leerlingen van Jezus, in en vanuit de oikos, het huis, oftewel de Joodse tempel, want die werd zo genoemd, in allerlei talen spreken tot de daar aanwezige mensen. God openbaart zich in allerlei verschillende talen, en daarmee begripskaders, werelden, culturen. Maar het is nog niet zover dat we elke taal kunnen begrijpen en spreken. We kennen allemaal alleen maar onze eigen taal en cultuur en wellicht een of twee andere. Maar God openbaart zich aan iedereen. De Waarheid wordt door de Geest aan iedereen gegeven. God openbaart verschillende facetten en accenten van zichzelf in elke mens, elk schepsel, elke religie en elke cultuur. We hebben elkaar nodig om tot de volle waarheid te komen. En het is een lange weg die we moeten gaan.
De volle waarheid is niet in onze eigen macht. Wat betekent dat nu. Het betekent twee dingen. Eén, wordt je bewust van die taal waarin de Geest tot jou spreekt. Twee, luister naar anderen om te horen hoe de Geest tot hen spreekt en leer van hen.
Laten we beginnen bij dat eerste. Denk eens na over jouw levensgeschiedenis, jouw gaven en talenten, je opleiding en werkzaamheden, jouw persoonlijkheid, de gebeurtenissen die de grootste impact op jou hebben gemaakt. Hoe kan God daarin tot jou spreken en hoe heeft Zij dat tot nu toe gedaan? Is het door het wandelen in de natuur als je een natuurmens bent? Is het door de boeken die je bestudeert als je van leren houdt? Is het door het werk van je handen of de zorg voor je familieleden? Heb je iets van de Waarheid met hoofdletter W leren kennen in de Nederlandse cultuur. De normen en waarden die wij hier hoog houden. Of in de cultuur van Europa? Of kom je uit een land dat nog verder weg is van hier en mocht je daar aspecten van de Goddelijke Waarheid ontdekken en eigen maken?
Tijdens de Missionaire Vormingscursus afgelopen najaar, die komende herfst weer van start gaat, begin ik om die reden altijd met het maken van een levenslooplijn met de deelnemers. Want wat je weet over God, en de inspiratie die je dus kunt doorgeven, heeft altijd heel sterk te maken met wie je bent en hoe jouw leven zich heeft ontwikkeld. De weg waarop de Geest jou heeft gestuurd.
En ik had het nog over een tweede manier waarop de waarheid niet in onze macht is. Namelijk dat anderen in staat zijn geweest weer andere aspecten van de Waarheid van de Geest te ontvangen en te ontplooien in hun leven en we dus moeten luisteren naar hen. Dat doen we hier, door als gemeenschap samen te komen, elkaar te leren kennen en uit te wisselen over geloof en leven. Het gebeurt ook wanneer wij andere mensen ontmoeten, juist ook met andere karakters of van andere culturen. En niet alleen mensen, de hele schepping ademt de Geest van God, de hele schepping openbaart de Goddelijke Waarheid. Luister en kijk om je heen. Leer alles wat er te leren valt.
En hoe weet je tenslotte dat je op de weg van de Waarheid loopt en niet op een heel andere weg? En wat maakt het eigenlijk de moeite waard om deze geestelijke weg te gaan?
Eigenlijk is dat nog niet eens zo heel moeilijk. Ga je deze weg, dan zul je merken dat de vruchten van de Geest gaan groeien in je leven. Die vruchten hebben alles te maken met wat Waarheid ten diepste is. Namelijk liefde, vreugde en vrede, vriendelijkheid en goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Als je deze weg gaat, op de manier waarop jij gemaakt hebt en in de omgeving waarin jij geplaatst bent, in de interactie met de gebeurtenissen die op jouw pad worden geplaatst en de mensen en schepselen met wie jij voor korte of langere tijd mag oplopen, als jij deze weg gaat, dan zal jij de wereld in vuur en vlam zetten met de aanwezigheid van Gods goede Geest die in jou werkt. Door jou heen zal Pinksteren aanbreken. Een hoop en bevrijding zoals de wereld die nog niet eerder heeft gekend. Een zich steeds verder ontvouwende toekomst waarin God alles in allen zal zijn en allen in God zijn. Een eenheid in verscheidenheid, een ontelbare menigte uit alle volkeren, een nieuwe wereld die leeft naar een heilzame Waarheid voor allen.
Amen.
Overweging van 9 mei 2024: Hemelvaart.
Overweging van Ineke van Cuijk o.p.
Lezingen: Handelingen 1, 1-11 Marcus 16, 15-20
Thema: Hemelvaart.
Een Chassidische vertelling: op grote feestdagen verliet een rabbi altijd voor een paar uur de synagoge. Een van zijn leerlingen vroeg zich af wat hij dan toch altijd deed. Hij vermoedde dat de rabbi op die momenten een geheime ontmoeting had met de Almachtige. En op een dag ging die leerling stiekem achter de rabbi aan. Hij zag dat de rabbi andere kleding aantrok en bij een oude, invalide vrouw in haar arme, kleine huisje naar binnen ging. Hij verzorgde de oude vrouw, veegde de vloer en maakte eten voor haar klaar. De leerling ging terug naar de synagoge. ‘En’…vroegen de andere leerlingen hem: ‘…….zag je de rabbi ten hemel stijgen?’ Hij antwoordde: ‘Veel hoger nog’…..
De hemel is wellicht helemaal niet zo ver als wij weleens denken. Wij kunnen al snel in de wolken zijn als het goed met ons gaat. Als de berichten, de uitslag na een spannend onderzoek meevallen, of als een van de kinderen of kleinkinderen gaat trouwen of we wachten op de komst van een nieuwe baby. Wij krijgen een hemels gevoel wanneer, in deze tijd van het jaar, de natuur openspringt en onze ogen betovert met de schitterende bloesempracht. En af en toe komt het voor dat wij ‘in de zevende hemel’ zijn. Dat kunnen hele mooie momenten zijn. De hemel is niet een concurrent van de aarde, maar een bondgenoot. Hemel en aarde werken samen. Lopen soms als het ware in elkaar over.
Over die hemel spreekt Marcus vandaag als hij Jezus de volgende woorden in de mond legt: trek heel de wereld door en verkondig elk schepsel de goede boodschap: in mijn naam zullen jullie demonen uitdrijven, nieuwe talen spreken, handen opleggen zodat mensen genezen. Deze tekenen zetten de verkondiging over Jezus kracht bij. De leerlingen, zij en wij zullen gaandeweg die hemel bewerkstelligen. Wij zullen samen de hemel op aarde moeten maken.
In deze veertig dagen tussen Pasen en Pinksteren horen wij verhalen over Jezus, hoe Hij leefde en vooral hoe Hij door de dood heen ten leven is gewekt. Zo mogen wij leren en ervaren dat dood niet dood is, het levenseinde niet het einde van leven, dat van Jezus niet en ook dat van ons niet. Bij een van de uitspraken van Jezus ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’, laat Hij ons zien en horen dat gaande die weg geloof tot ons kan komen. De leerlingen zijn in die periode tot het besef gekomen dat Hij de Messias is, de door God aangewezen Koning van Gods Koninkrijk. Wanneer dat Rijk komt is niet aan hen en ons ‘het komt ons niet toe de tijden of de momenten te kennen die God heeft vastgesteld. En dat betekent ook dat de horizon verbreed wordt en inmiddels al eeuwen lang. Blijf niet staren op één plek of één moment. ‘Verkondig’, zegt Jezus en Hij belooft een helper: Heilige Geest zal over ons komen en die Geest is een manifestatie van de Eeuwige. Het is niet de bedoeling alleen maar naar de hemel te blijven staren.
Zowel in het boek Handelingen als in het Evangelie van vandaag wordt de Hemelvaart van Jezus beschreven. Hij werd omhoog geheven en werd aan het gezicht onttrokken. De leerlingen en wij krijgen de opdracht om te verkondigen en te getuigen van Gods liefde die in Jezus verschenen is. Ook al ‘verdwijnt’ Jezus voor het oog van de leerlingen, zijn aanwezigheid mogen zij verkondigen over de hele wereld. Voor hen geldt de aarde als hun voorland: zij zullen allerlei verschillende richtingen op gaan om de Blijde Boodschap van Jezus, de komst van het Rijk Gods aan de volkeren verkondigen.
De hemel staat in de Bijbel niet ter discussie. God en mens, eeuwigheid en tijd, hemel en aarde zijn vanzelfsprekende begrippenparen die bij elkaar horen. Wij mensen zijn aardwezens. Wij hebben lichamen die ons aan de aarde binden. Wij genieten en hebben plezier, maar kennen ook handicaps en verdriet en pijn. En we leven in een onzekere wereld, maar het is wel ons domein, hier ligt onze opdracht. Hier moeten wij samen gaande de weg ontdekken met elkaar hoe wij het voorbeeld van Jezus voor ogen kunnen houden. Jezus’ handelen was altijd gericht op het heil van mensen, op genezing, op groei en bloei! Jezus was niet uit op straf of vergelding.
De Hemelvaart van Jezus is niet een weggaan naar een verafgelegen gebied in de kosmos maar naar een blijvende nabijheid. Zijn leerlingen ontdekten juist na zijn dood hoe Hij in die afwezigheid aanwezig is. Dat geloof is er ook voor ons: iedere dag opnieuw mogen wij dat voelen en ervaren. Hij zal ons altijd vergezellen. En wij worden uitgenodigd, uitgedaagd om te handelen zoals Jezus deed en zoals de rabbi (aan het begin) ons voorleefde. Het hoeft niet groots en meeslepend, alle kleine attenties gelden, een arm om een schouder, een vriendelijk woord, een kopje koffie of thee, even wat aandacht, eten inzamelen. Het kan zo gemakkelijk. Jezus legt zichzelf in de handen van zijn leerlingen en dus ook van ons. Met de hulp van Heilige Geest kunnen wij ons geloof tot uiting brengen. Dat geloof geeft de mens moed en kracht om een stukje hemel op aarde te bewerkstelligen. Stap voor stap, gaan wij met elkaar ‘gaandeweg’ naar hemelse sferen.
Gedicht van Willem Jan Otten:
Steenrapersgeloof
Elke klinker neem je als een boek ter hand
en tikt hem met je hamer aan en duwt hem
op zijn plaats en klinkt hem strak, zo klinkt het,
klenk. Soms kijk je op en om je heen,
er zijn in de hitte meer als jij,
vastberaden weigeraard van horizon,
hangers aan het geloof dat al
wat jullie weten van waarheen de weg
alleen gekend kan zijn door het rapen
van lukrake stapels langs het rulle zand.
Waarheid, leven, klenk, en knie voor knie
leg jij de weg af die je eigenhandig legt.
Uit: ‘Zondagmorgen – blz. 41.
Overweging van 5 mei 2024
Overweging van René Klaassen.
Lezing: Joh. 15, 9-17.
Thema: Vrijheid vertelt.
Inleiding:
Gisteren nog …
Gisteren was er pijn om wat we verloren.
Gisteren zagen we de puinhopen van huizen, kerken,
synagogen en moskeeën, van hospitalen en theaters.
Gisteren zaten kinderen in een ruïne verdwaasd om zich heen te kijken
Gisteren . . .
Gisteren is niet meer, verworden tot een herinnering.
Maar … vandaag
Vandaag beginnen we opnieuw
We kijken om ons heen
We schudden handen
We begraven de doden
We zoeken de resten van onszelf, we zoeken wie we missen.
Langzaam daalt het besef: we leven nog, we leven weer,
we beginnen opnieuw met liefhebben, met bouwen, met groeien.
Vandaag zoeken we de mensen die we gisteren vijand noemden.
Vandaag praten we met hen
die we gisteren verantwoordelijk hielden voor pijn en leed.
En we zien: ook bij hen is pijn en leed
ook bij hen is verdriet om wie niet meer is.
Langzaamaan leren we in vrede te leven met elkaar,
met de onuitwisbaarheid van wat gebeurde
Nu is er vrede.
Nu leven we in vrijheid.
Maar dit verhaal moet keer op keer verteld, keer op keer beleefd,
keer op keer ervaren worden, telkens op een nieuwe , andere plek
en telkens weer komt dan ook weer vrede.
Vrijheid vertelt !
Overweging.
Vrijheid vertelt … dat is niet hetzelfde als dat ik u over vrijheid vertel. Het is juist de vrijheid zelf, dat kostbare bezit, die vertelt … dat is wat het thema van deze dag bedoelt te zeggen.
Twee weken geleden hebben we geleerd dat er in onze taal twee werkwoorden zijn, woorden die ons aan het werk willen hebben die heel sterk bepalen hoe wij in het leven staan. Ik bedoel de werkwoorden hebben en zijn.
Wanneer ik ze op het thema vrijheid van vandaag mag betrekken: je kunt vrijheid hebben en je kunt vrijheid zijn. Op deze ene zin wil ik graag even met u voortborduren, overwegen zo u wil.
We leven in een vrij land. Wanneer we nog even omkijken naar het gisteren : hou jij je mond … jij achter tralies … de deuren gesloten …. realiseren we ons de waarde ervan. Je kunt zeggen : wij hebben vrijheid en dat maakt ons gelukkig : we kunnen rustig slapen … we kunnen eten wat en wanneer we willen. We hebben vrijheid en doen ons uiterste best die te houden.
Maar wanneer we kritiekloos blijven en toekijken zien we niet dat er mensen zijn die het hebben van vrijheid tot kunst verheffen. Dan hoor ik roepen : ”ik ben vrij om overal en over alles mijn mening te verkondigen. Protest is een recht, ik ben vrij te zeggen wat ik wil en wat ik doe. Zo iemand zal denken. Ik heb vrijheid, ik heb alle vrijheid!
En zolang het woorden zijn hebben die mensen gelijk.
Ze hebben vrijheid, maar ze zijn het niet !
Vrijheid zijn is iets anders. Vrij zijn gaat verder vrij ben je alleen maar als de anderen om je heen ook vrij zijn. De vrijheid van de een, met het recht om snelwegen te blokkeren, winkelruiten in te slaan, mensen met een andere mening dan de jouwe te discrimineren of uit te bannen uit jouw wereld beperkt de vrijheid van zoveel anderen. Iemand die roept dat iedereen in dit land toch moet inzien dat we niet nog meer vluchtelingen kunne toelaten, wil vooral zelf vrijheid hebben, maar gunt het anderen niet. Hij hééft vrijheid, maar ís het in de kern niet. Om het in een zin ook nog even politiek te maken : democratie hebben is nog wat anders dan democratie zijn.
Het principe blijkt op heel veel van toepassing vertrouwen hebben is net iets minder dan vertrouwen zijn, liefde hebben is niet gelijk aan liefde zijn. Het werkwoord zijn is een sterker werkwoord.
Vrijheid zijn begint in het klein, met een lied over vrede, dat je samen met anderen zingt. Zonder beperking in en land leven, in elk land leven dat je thuis kunt noemen. Overal hebben mensen dromen, hoop en hun heilige plaatsen, in Oekraïne, in Rusland, in Gaza, in Jordanië, in Israël in Soedan en in Egypte, en die zijn net zo waardevol als de mijne, de onze. Vrijheid zijn is een omkeer teweeg brengen naar gelijkheid. Koesteren wat we hebben, maar waakzaam zijn, met het hulpwerkwoord waakzaam blijven …
Overweging van 21 april 2024
Overweging van Wim Rigters.
Lezingen: Handelingen 4,8-12 en Matteüs 10,11-18
Thema: ' je komt als geroepen ....'
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht. (Gedicht van Ed Hoornik)
Ik hoor u al denken: ‘zo schiet een overweging wel lekker op’. Waarom dit gedicht?
Omdat het vandaag gaat over ‘hebben’ en “ZIJN”. De Kerk heeft deze roepingenzondag het thema gegeven: “Wat vraagt God van jou?” – een vraag voor wie in God geloven; voor wie dat niet doen zou die zo kunnen klinken: Wie, wat zou je willen zijn?
Voor Ed Hoornik hoort bij het woord ‘zijn’ onlosmakelijk dat andere: ‘hebben’. Op school stonden ze op het bord geschreven, de eerste twee van dat rijtje: “zullen, blijken, dunken, heten, hoeven, kunnen, lijken, moeten, mogen, schijnen, voorkomen, willen”. Hulpwerk-woorden; Ik heb ze wel op internet opgezocht; het is voor mij ook al zó lang geleden. ‘Een hulpwerkwoord voegt in combinatie met het hoofdwerkwoord een betekenis toe aan de zin. Het geeft bijvoorbeeld de tijd aan, zoals hebben en zijn’.
Maar misschien kunnen ze ons nu helpen voor deze onze tijd.
“Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven. Is van de wereld en haar goden zijn.”
Moet ik daar veel aan toevoegen? Oorlog is dagelijks nieuws, dichtbij, ver weg, overal in de wereld; ze kosten tienduizenden, wellicht miljoenen mensen het leven. Daarin geven enkelen uit idealisme hun leven, maar de meesten gedwongen – uit dienst-plicht, of als materieel bezit van hun machthebbers, maar de meesten zijn onschuldige slachtoffers van het geweld. En niet alleen van oorlogsgeweld; ik denk dan vanzelfsprekend aan de Groningers, aan de toeslagen-ouders, de vluchtelingen, maar ook aan studenten met hun bangalijsten . . . . aan mensen die géén macht hebben, en mensen die wel macht hebben, maar misbruiken, ten koste van de ander.
Vandaag, in de evangelielezing hoorden we Jezus dat woord ook gebruiken: “Macht heb Ik. . . “ Macht heb Ik om mijn leven te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.” Het is niet zo vreemd dat daarop volgt: “Om deze woorden ontstond er opnieuw onenigheid onder de Joden”; als we het woord ‘macht’ horen, heeft dat vaak een negatieve klank, en associëren we het – vaak uit ervaring - met ‘overheersing, wilsbeperking en geweld’. Had er ‘gezag’ gestaan, dan had dat al heel anders geklonken; en misschien staat dat er wel. In het Grieks staat er het woord “ex-ousian” en het woordenboek vertaalt ‘ousian’ met ‘zijnde, wat men is, wat het is, zijn/haar aard, wezen, natuur’, en ook ‘vermogen’, maar niet van hebben, bezit, maar van zijn, kunnen. . . . ‘Het is mijn aard, mijn wezen om mijn leven te geven’, zijn Jezus’ woorden – ‘dat is de opdracht die ik van mijn Vader ontvangen heb’.
En daar gaat het Johannes om in heel zijn evangelie: het gaat namelijk helemaal over “zijn”: als je wilt weten wat God van jou vraagt, kijk dan naar Jezus – hoe Hij was, hoe Hij leefde. In heel zijn wezen wilde Hij zijn als God, die Hij Abba noemde, papa, zijn vader; Hij wilde op hem lijken en gebruikte ook zijn naam: ‘Ik ben’. En zo laat Johannes Jezus zeggen:
Ik ben het brood des levens’ (6:35);
'lk ben het licht van de wereld' (8:12);
‘Ik ben de deur van de schapen’ (10:7);
'ik ben de goede herder' (10:11);
‘Ik ben de opstanding en het leven’ (11:25);
‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ (14:6) ;
‘Ik ben de ware wijnstok’ (15:1).
Dat zijn niet zomaar woorden; daar horen verhalen bij – in alle vier evangelies – die vertellen dat Jezus iemand, mensen, ziet en aankijkt, en medelijden heeft en zelfs huilt . . . en dan troost, geneest, geeft: brood, wijn, uitzicht, toekomst, leven . . . . zijn leven.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven, Vervuld worden van goddelijke pijn.
Ja, want pijn doet het; trouw zijn aan wie je wilt zijn, wordt vaak niet gewaardeerd door anderen: wie denk je wel dat je bent? “Hij is van de duivel bezeten en raaskalt. Waarom luistert gij naar Hem?”
Maar er zijn er die het wel aandurven – ze komen niet zo vaak in beeld, want geen interessant nieuws, maar ze zijn vervuld van die ‘geestesadem’, zoals Petrus en Johannes uit het eerste verhaal van vandaag, geroepen door een stem – om deze wereld van dienst te zijn.
Stem als een zee van mensen, om mij, door mij heen.
Stem van die drenkeling, van dat stuk wrakhout,
dat een mens blijkt, als hij mij aankijkt.
Stem die mij roept: Wie ben je, mens, waar is je broer?
stem die mijn vliezen breekt en mij bevrijdt, die
vuur uit steen slaat, jij die mij ik maakt.
Stem die geen naam heeft, nog niet, mensen zonder stem.
Stem als een specht die klopt aan mijn gehoorbeen.
Woord dat aanhoudt. God die mij vasthoudt.
.Moge het zo zijn.