Overwegingen
Overweging van 21 april 2024
Overweging van Wim Rigters.
Lezingen: Handelingen 4,8-12 en Matteüs 10,11-18
Thema: ' je komt als geroepen ....'
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht. (Gedicht van Ed Hoornik)
Ik hoor u al denken: ‘zo schiet een overweging wel lekker op’. Waarom dit gedicht?
Omdat het vandaag gaat over ‘hebben’ en “ZIJN”. De Kerk heeft deze roepingenzondag het thema gegeven: “Wat vraagt God van jou?” – een vraag voor wie in God geloven; voor wie dat niet doen zou die zo kunnen klinken: Wie, wat zou je willen zijn?
Voor Ed Hoornik hoort bij het woord ‘zijn’ onlosmakelijk dat andere: ‘hebben’. Op school stonden ze op het bord geschreven, de eerste twee van dat rijtje: “zullen, blijken, dunken, heten, hoeven, kunnen, lijken, moeten, mogen, schijnen, voorkomen, willen”. Hulpwerk-woorden; Ik heb ze wel op internet opgezocht; het is voor mij ook al zó lang geleden. ‘Een hulpwerkwoord voegt in combinatie met het hoofdwerkwoord een betekenis toe aan de zin. Het geeft bijvoorbeeld de tijd aan, zoals hebben en zijn’.
Maar misschien kunnen ze ons nu helpen voor deze onze tijd.
“Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven. Is van de wereld en haar goden zijn.”
Moet ik daar veel aan toevoegen? Oorlog is dagelijks nieuws, dichtbij, ver weg, overal in de wereld; ze kosten tienduizenden, wellicht miljoenen mensen het leven. Daarin geven enkelen uit idealisme hun leven, maar de meesten gedwongen – uit dienst-plicht, of als materieel bezit van hun machthebbers, maar de meesten zijn onschuldige slachtoffers van het geweld. En niet alleen van oorlogsgeweld; ik denk dan vanzelfsprekend aan de Groningers, aan de toeslagen-ouders, de vluchtelingen, maar ook aan studenten met hun bangalijsten . . . . aan mensen die géén macht hebben, en mensen die wel macht hebben, maar misbruiken, ten koste van de ander.
Vandaag, in de evangelielezing hoorden we Jezus dat woord ook gebruiken: “Macht heb Ik. . . “ Macht heb Ik om mijn leven te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.” Het is niet zo vreemd dat daarop volgt: “Om deze woorden ontstond er opnieuw onenigheid onder de Joden”; als we het woord ‘macht’ horen, heeft dat vaak een negatieve klank, en associëren we het – vaak uit ervaring - met ‘overheersing, wilsbeperking en geweld’. Had er ‘gezag’ gestaan, dan had dat al heel anders geklonken; en misschien staat dat er wel. In het Grieks staat er het woord “ex-ousian” en het woordenboek vertaalt ‘ousian’ met ‘zijnde, wat men is, wat het is, zijn/haar aard, wezen, natuur’, en ook ‘vermogen’, maar niet van hebben, bezit, maar van zijn, kunnen. . . . ‘Het is mijn aard, mijn wezen om mijn leven te geven’, zijn Jezus’ woorden – ‘dat is de opdracht die ik van mijn Vader ontvangen heb’.
En daar gaat het Johannes om in heel zijn evangelie: het gaat namelijk helemaal over “zijn”: als je wilt weten wat God van jou vraagt, kijk dan naar Jezus – hoe Hij was, hoe Hij leefde. In heel zijn wezen wilde Hij zijn als God, die Hij Abba noemde, papa, zijn vader; Hij wilde op hem lijken en gebruikte ook zijn naam: ‘Ik ben’. En zo laat Johannes Jezus zeggen:
Ik ben het brood des levens’ (6:35);
'lk ben het licht van de wereld' (8:12);
‘Ik ben de deur van de schapen’ (10:7);
'ik ben de goede herder' (10:11);
‘Ik ben de opstanding en het leven’ (11:25);
‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ (14:6) ;
‘Ik ben de ware wijnstok’ (15:1).
Dat zijn niet zomaar woorden; daar horen verhalen bij – in alle vier evangelies – die vertellen dat Jezus iemand, mensen, ziet en aankijkt, en medelijden heeft en zelfs huilt . . . en dan troost, geneest, geeft: brood, wijn, uitzicht, toekomst, leven . . . . zijn leven.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven, Vervuld worden van goddelijke pijn.
Ja, want pijn doet het; trouw zijn aan wie je wilt zijn, wordt vaak niet gewaardeerd door anderen: wie denk je wel dat je bent? “Hij is van de duivel bezeten en raaskalt. Waarom luistert gij naar Hem?”
Maar er zijn er die het wel aandurven – ze komen niet zo vaak in beeld, want geen interessant nieuws, maar ze zijn vervuld van die ‘geestesadem’, zoals Petrus en Johannes uit het eerste verhaal van vandaag, geroepen door een stem – om deze wereld van dienst te zijn.
Stem als een zee van mensen, om mij, door mij heen.
Stem van die drenkeling, van dat stuk wrakhout,
dat een mens blijkt, als hij mij aankijkt.
Stem die mij roept: Wie ben je, mens, waar is je broer?
stem die mijn vliezen breekt en mij bevrijdt, die
vuur uit steen slaat, jij die mij ik maakt.
Stem die geen naam heeft, nog niet, mensen zonder stem.
Stem als een specht die klopt aan mijn gehoorbeen.
Woord dat aanhoudt. God die mij vasthoudt.
.Moge het zo zijn.
Overweging van 14 april 2024
Overweging van Sanneke Berouwers.
Lezingen:Handelingen 3,13 – 15, 17 – 19 en Lucas 24, 35-48
Thema: Teken ten Leven.
Driemaal
Op de derde zondag na Pasen zijn de leerlingen nog steeds angstig en radeloos vanwege het verlies van hun meester. Het verhaal over het lege graf waar de vrouw mee kwamen die die op de eerste dag naar Jezus toe wilden, verwart en beangstigt hen alleen maar verder. Daarom laat Jezus het, zo lezen we op deze derde zondag na Pasen, niet bij één verschijning.
Jezus verschijnt driemaal. Eigenlijk tweemaal. De eerste keer, bij de vrouwen aan het graf, is Jezus niet te vinden en dát is juist bijzonder. De mannen in het wit, die de vrouwen bij het graf aanspreken, roepen Jezus’ woorden in herinnering waarmee hij zelf zijn lijden, dood en verrijzenis had aangekondigd.
De vrouwen die met dit ongelofelijke verhaal terugkomen, worden door de leerlingen niet serieus genomen. De leerlingen gaan niet eens naar het graf om zelf te kijken. Dachten ze echt dat de vrouwen uit hun midden met ‘kletspraat’ over zoiets belangrijk zouden komen. Of zouden ook verdriet en angst een rol hebben gespeeld?
Het kan ook heel spannend zijn wanneer een mooie wens zomaar in vervulling kan gaan. Of is het moeilijk om uit je schulp te kruipen en in een tijd van somberheid en verdriet te zien waar het licht is.
Alleen Petrus rent naar het graf, bukt zich, kijkt naar binnen en ziet de linnen doeken.
Als de leerlingen niet naar het lege graf komen, moet Jezus maar naar hen komen… In het tweede verhaal loopt hij een hele tijd met hen op, in hun eigen tempo. Want de leerlingen zijn traag van begrip. Bij de tweede verschijning, verwijst Jezus naar Mozes en de Schriften en openbaart zijn identiteit in het breken van het brood. Hapklare brokken. De ogen van de leerlingen gaan open, maar op dat moment is Jezus weer verdwenen. Met brandende harten gaan de leerlingen het aan de anderen vertellen. Niet alleen zijn hun ogen geopend, ze vóélen het nu ook diep van binnen.
Bij de derde verschijning, die we vandaag hebben gelezen, reageren de leerlingen weer verbijsterd en door angst overmand. Jezus bekritiseert hun twijfel. Maar wel gaat hij nog een stap verder om zich aan de leerlingen te laten kennen. Bij deze verschijning gaat het niet alleen om horen en zien, maar ook om voelen. Jezus nodigt de leerlingen uit zijn handen voeten aan te raken. Hiermee toont hij dat hij geen geest is, maar een mens van vlees en bloed. Toch gaat ook deze keer de verschijning niet zonder een verwijzing naar de Wet van Mozes, de Profeten en de Psalmen. Jezus zijn voeten vinden grond in het Oude Testament.
Woorden en daden
We leren hier uit dat geloof altijd een combinatie is van woorden én daden. Zij kunnen niet los van elkaar worden gezien. Jezus’ levensverhaal, zo leert Lucas ons, is het in vervulling gaan van de Schriften. Omdat Jezus is gestorven, komen de wet en de profeten in vervulling. Het had dus niet anders gekund. De dode letters van de profeten komen tot leven in het offer van Jezus. De holle wetten worden van vlees en bloed. De psalmen zijn als voedsel onderweg. De Schriften zijn er niet om te lezen, maar om te leven.
Dat het hier niet om ‘studeerkamer-wijsheid’ gaat, lezen we bij de Emmaüsgangers. Jezus loopt met hen op, staat naast ze, midden in hun leven. Luistert naar hun zorgen en verdriet; over het verhaal van een vriend die gestorven is. Hij loopt en deelt met hen. Niet om hun verlies op te lossen, door hen te verrassen met het weerzien van een dood-gewaande vriend. Maar om zichzelf te delen, zoals hij altijd heeft gedaan. Het gebaar van het delen, is daarmee groter en belangrijker dan het leven van Jezus. Het offer Jezus, toen hij brak als het brood, is het hart van ons geloof. Daarom herhalen we dit gebaar tot op de dag van vandaag. Het delen van het brood levert gelovigen geen volle maag op, maar een brandend hart.
Breken en delen
In het Emmaüs verhaal is Jezus te gast, of eigenlijk de mysterie guest. Hij laat zich ontvangen en openbaart zichzelf door het brood te delen om daarna meteen te verdwijnen. Voor de verrezen Jezus is er immers geen fysieke noodzaak om te eten, maar om te delen. Hij vraagt in de lezing niet om vis omdat hij honger heeft, maar om te laten zien wie hij is.
Jezus eet de vis, zoals de vis Jona eet. Jona blijft drie dagen en drie nachten in de buik van de vis. Een voorproefje van de wederopstanding van Jezus. Want ook Jezus blijft drie dagen in het graf voordat hij naar buiten komt en de geroosterde vis eet te midden van zijn volgelingen.
Dit markeert een nieuw begin, want vandaag is het niet Jezus die deelt, maar hij vraagt de leerlingen met hem te delen. Jezus’ gebaar verdient navolging. Uitdelen van jezelf, met elkaar. Daarom dat wij ook vandaag dat gebaar van breken en delen herhalen en als levende herinnering koesteren en doorleven.
Mens van vlees en bloed
Misschien wil Jezus door iets alledaags als voedsel laten zien dat hij het is ‘in levende lijve’. We herkennen dit uit het verhaal van het dochtertje van Jaïrus . Nadat Jezus haar heeft laten opstaan, geeft hij de opdracht haar te eten te geven (Lucas 8, 55). Eten als teken van leven.
Jezus is een mens van vlees en bloed, met zichtbare wonden. Getekend door de martelingen en zijn kruisdood. We herkennen Jezus dus niet alleen tijdens het delen van ons dagelijks brood, in gebed en het lezen in de Bijbel. Maar ook wanneer we ons zelf gebroken voelen. Wanneer het leven zichtbare of onzichtbare wonden nalaat.
De ongelovige Thomas wil zelf de wonden van Jezus aanraken om tot geloof te komen. Hij neemt de verrijzenis niet voor lief. Maar wil ook het lijden van Jezus meevoelen. In de lezing nodigt Jezus de leerlingen uit hem aan te raken. Ook dit is een vorm van delen; compassie, medelijden als kern van het Evangelie. Het is met iemand oplopen, maar ook de pijn van de ander voelen.
Feilbare mensen
Dat is niet altijd makkelijke en soms lopen we er voor weg. Maar we lezen vandaag in de lezingen dat we feilbare mensen mogen zijn. We willen niet zondigen maar in de praktijk gebeurt het soms toch. Wanneer we iemand niet serieus nemen. Wanneer we niet naar iemand omkijken. Wanneer we het laatste stukje brood voor onszelf willen houden. Wanneer we onze blik afwenden wanneer iemand gewond is. Het gebeurt elke dag. We maken het allemaal mee…
Wat dan belangrijk is, is het tonen van berouw en bekering. Soms moet iemand iets wel drie keer leren voordat hij het echt begrijpt. Jezus heeft geduld met ons. Fouten maken hoort bij mens zijn. Wie beseft dat hij fout zit, kan het de volgende keer beter doen. Durven leren van onze fouten. Op onze schreden terugkeren. Wanneer we meevoelen met elkaars pijn en geduld hebben met elkaar. Wanneer we onszelf durven uitdelen en bereid zijn tot bekering. Dan zullen we samen onderweg zijn, breken en delen met elkaar, worden ogen geopend en gaan harten branden. Vrede zij met jullie.
Amen.
Overweging van 31 maart 2024.
PASEN.
Overweging van Jan van der Wal.
Lezingen: Handelingen van de Apostelen 10, 34-43; en Johannes 20, 1-10.
Thema: Licht zonder schaduw.
Pasen is een feest van bevrijding en van doortocht. Het is het feest waarop de Israëlieten herdenken dat ze op wonderlijke wijze zijn ontsnapt aan de dood door de tocht door de Rode Zee. Uittocht uit lijden en slavernij werd doortocht naar een nieuw bestaan.
En het feest van vandaag markeert de belofte van God dat er ook doortocht is voorbij dit leven, wat ons zo dierbaar is. Dat Jezus door zijn lijden en sterven de dood heeft overwonnen. Niet alleen voor zichzelf, maar voor ieder die in zijn naam gelooft en naar eeuwig leven verlangt.
Pasen is ook het verhaal van geloven. Maria van Magdala die ‘s ochtends vroeg bij het graf van Jezus is aangekomen, komt voor een lelijke verrassing te staan: niet alleen blijkt de zware steen weggerold, maar het graf is, als ze binnentreedt, leeg. Haar geliefde heer Jezus is weggenomen. Ze snelt naar Petrus en Johannes die blijkbaar op korte afstand zijn, en vertelt hun de verontrustende boodschap.
Ook zij spoeden zich naar het graf toe en constateren dat ze te laat zijn. Het graf is leeg. Ze krijgen alleen indirect een bewijs - de zwachtels rond het graf en de zweetdoek elders opgerold - dat Jezus verdwenen is, naar een hogere sfeer opgestegen. Maar dat besef komt pas later. Maria ontdekte het als eerste, zij zal tevens de eerste apostel zijn die het goede nieuws van Jezus zelf vernemen zal: zij is de eerste getuige van Jezus’ verrijzenis.
We geloven met Jezus dat dit oude verhaal ons zegt dat een nieuw begin mogelijk is, een begin dat over de grens van de dood heen reikt. Jezus was net als wij mens onder de mensen. Ook Hij kon zich niet aan het lijden onttrekken. Hij zocht het niet op, maar ging toen het zich aandiende het lijden niet uit de weg. De dood zocht Hij evenmin, maar dood ging Hij wel. En Hij onderging die naderende dood gelaten. Zijn leerlingen waren diep geschokt door zijn dood. Want dood was het einde van al hun verlangens en dromen.
In die lijdzame figuur van een ogenschijnlijk kwetsbare Jezus ligt echter de kracht van ons christelijk geloof verborgen: de betekenis van de verrijzenis is onlosmakelijk verbonden met onze kwetsbaarheid. Je wordt alleen volgeling van Jezus als je in deze wereld het risico aanvaardt zelf een van die hulpelozen te worden. Daarvoor hebben wij geloof nodig, dat ons ongeloof te hulp komt. Geloof is licht dat de schaduw weert.
Dat verschil maakt God. God roept mensen op om in Jezus te geloven en Hij geeft ons de genade om dat te kunnen. Zoals Hij ook Jezus opwekt uit die dood en Hem nieuw leven schenkt, zo wil God dat wij leven, dat wij opstaan uit onze eigen schaduw en in het licht treden. En Gods licht trekt weer ander licht aan en absorbeert oneindig meer licht.
Pasen is het antwoord op de oerangst van ons mensen: dat wij ten onder gaan, niet meer gehoord worden, verloren zijn. Pasen is een antwoord op de onvrede van mensen, dat wij verongelijkt zijn omdat ons allemaal eens overkomt: dat we er eens niet meer zullen zijn.
Pasen is echter ook een uitnodiging aan ons allen om de wereld te bezien vanuit een ander perspectief: er is doortocht als je de moed niet verliest, als je hoop koestert op een beter leven, als je een einde wenst aan je pijn en je leed en dat van je dierbaren. Als je verder wilt kijken dan wat je ziet en hoort. Het Paaslicht is een licht zonder schaduw.
Pasen is het licht dat binnen in ons wil schijnen zonder dat je dat van buiten waarneemt. Daar kan duisternis de overhand hebben, als waren het schaduwen die dat licht wel doen vermoeden maar toch niet weg te denken zijn. Gods licht van binnen is door God in ons gelegd teneinde ons om te vormen tot nieuwe mensen.
Velen van ons hebben talloze Goede Vrijdagen meegemaakt, en zijn soms duizend doden gestorven, overgegeven als we waren aan de schaduw van ons bestaan. Wat is er al niet in u gestorven, geofferd, terwijl u zelf nog doorleeft?
Als geestelijk verzorger heb ik in mensen Christus zien lijden en weer zien opstaan. In dat paasgeloof getuig ik: als je verdriet hebt of pijn om iets wat onomkeerbaar is, geef dan de hoop niet op dat er mee te leven valt. Gun jezelf de ervaring dat je kunt leven met droeve gedachten en gebeurtenissen, dat je kunt verdragen dat er leed en smart is, en dat dit ook jou overkomt. Als je dat aan durft te gaan, dan begeef je je in dat licht en kun je verder zien dan de schaduw die je leven verduistert.
Het leed dat je ervaart is echt, maar het is van jou: kruip er niet voor weg maar geef het inwendig een onderdak, koester het en bouw er binnen in jou een geestelijk huis van licht voor opdat het duister je niet overweldigen kan.
Het licht in de wereld heeft een gezicht gekregen en draagt de naam van Jezus. God redt! Hij overwon de dood en gaf ons door zijn offer een nieuw bestaan. Pasen betekent nieuw en vooral ander leven voor allen die met Jezus zijn verbonden. En Pasen kan ons helpen om een nieuw en ander leven te verwachten. Echt leven is licht zonder schaduw.
Jezus is een moeilijke weg gegaan, trouw aan de opdracht van de Vader om ons leven te verheffen tot over de grens van de dood heen. Dat ging niet vanzelf, daar gingen pijn, lijden, moeite, weerstand en wanhoop aan vooraf bij hem. Geheel in overgave heeft Hij berust in zijn lot toen er geen uitweg meer was, en God Hem niet redde van de dood aan het kruis. Een mysterie. ‘God mijn God, waarom heeft U mij verlaten’. Maar ook: ‘In uw handen beveel ik mijn geest’.
Indien Jezus de dood heeft overwonnen, hoeveel te meer kunnen wij onze huidige zorgen en moeilijkheden in ons leven overwinnen? Jezus staat sinds zijn Verrijzenis in het volle licht, zonder schaduw. Hij is dat Licht dat op ons allen wil schijnen, vanaf de grondlegging van de wereld. ‘Van wat geworden is was leven in Hem, en dat leven was het licht der mensen. En dat licht schijnt in alle duisternis.’
Vanuit deze overtuiging wens ik ons allen een zalig Pasen. Amen.
Overweging van 24 maart 2024
Overweging van René Klaassen.
Lezingen: Marcus 11, 1-10.
Wanneer alle vier de evangelisten over een gebeurtenis uit het leven van Jezus vertellen en er uitvoerig bij stil staan, dan mot het wel een belangrijke gebeurtenis geweest zijn. indrukwekkend ook. Het ging tegen de verwachting in van de mensen die in Jeruzalem woonden. Zonder de aanmoediging die uitging van de aankondiging dat jezus naar de stad zou komen om het Paasfeest te vieren hadden ze nooit gedurfd. Ook de saamhorigheid van de mensen valt op. De eenling had het nooit gedurfd uit angst voor arrestatie, maar met heel veel samen durfden ze het aan. Wij herkennen dat ook in onze dagen uit gedurfde protesten tegen het onrecht in onze dagen. En op het moment daar bij de stadspoort voelden ze zich vrij … wie weet zelfs bevrijd : het “Hosannah” klinkt luidkeels en van alle kanten. Het moet een gebeurtenis zijn geweest die euforie losmaakte in de mensen. Zowel bij hen die erbij durfden zijn als bij hen die er niet bij durfden te zijn en de verhalen aanhoorden bij thuiskomst.
Hun gedachten moeten absoluut terug gegaan zijn naar de belofte die ooit gedaan was … ze kenden immers als religieuze Joden het verbond dat de Eeuwige ooit lang geleden met hen had gesloten en de erbij behorende belofte van een verlosser, die alles anders zou maken. Velen van de inwoners van de stad en de velen die er dat jaar voor het vieren van het Joodse paasfeest naar toe waren gekomen moeten het gevoel gehad hebben dat de inlossing van die belofte in de lucht hing. Met de komst van Jezus naar de stad hing er iets nieuws in de lucht. Een nieuw tijdperk? Een nieuw verbond? Werd het oude verbond van Mozes vandaag vervangen door een nieuw verbond met Jezus? De regels uit het lied dat we zojuist zongen : “Wij trekken uit het oud’ verbond …. om het nieuwe te betreden …”,onderstrepen dat gevoel. Het had er alle schijn van dat er iets zou worden afgesloten en dat er iets nieuws ging beginnen …. Maar wat ? Hoe zou het aflopen? Daarin lag de onzekerheid van het moment.
De palmtakken waarover we zojuist, in het eerste deel van deze viering, om zegen, om Godskracht hebben gevraagd, zijn het symbool dat ons herinnert aan deze overgang van een oud verbond naar en nieuw verbond. Wij kennen de afloop van die intocht in Jeruzalem inmiddels. En de komende week, de komende dagen zullen we ook weer in de rituelen en vieringen deze ervaring herhalen en de gebeurtenissen herbeleven. Of het nu hier Witte Donderdag, Goede vrijdag, de kruisweg, de stille zaterdag en de Paaswake is of in de modernere versie van de Passion op televisie is of de meer persoonlijke rituelen als het luisteren naar de Johamnes Passion of de Mattheus Passion of het Stabat Mater. Het zijn allemaal vormen van je opnieuw verbinden met of je opnieuw bewust worden van … de overgang van een oud verbond, een oude belofte, naar een nieuw. een waarin de belofte uit dat oude, waar wordt. Een waarvan die Jezus uit Nazareth het beginpunt van is. Hij maakte zijn leven tot voorbeeld van ons allemaal. Wanneer wij willen leven in zijn voetspoor, dan moeten we deze komende week ook weer zijn voorbeeld, de weg van die laatste week van zijn leven, op de voet durven volgen. Van de intocht in Jeruzalem, naar die zaal waar hij voor het laatst at met zijn vrienden, naar de hof van olijven, naar het Sanhedrin, naar de Romeinse leiders en uit eindelijk naar Golgotha en het graf. Het begint dit uur, zoals elk jaar met een palmtak en een vraag om zegen. Neem ze mee en deel ze uit. Ik wens u allen een gezegende Goede week.
Overweging van 17 maart 2024.
Overweging van Zr. Nadia Kroon o.p.
Lezingen: Jeremia 31,31-34 en Johannes 12,20-33
Thema: Geraakt in je hart.
Beste broers en zussen,
ik denk dat vrijwel iedereen hier wel eens het gevoel heeft gehad: hier moet ik zijn. Dit is de plek, dit zijn de mensen, dit zijn de taken waar ik mij aan moet toewijden. Niet omdat een ander zegt dat het moet, maar vanuit een innerlijke drijfveer. Het voelt juist om hier te zijn en om dit aan te gaan.
We noemen dit roeping. In het groot en in het klein. Roeping om je aan je familie toe te wijden. Roeping om je voor een onderdrukte groep mensen in te zetten. Roeping om meer schoonheid in de wereld te brengen door kunst in al zijn vormen. Roeping om vandaag een praatje te maken met iemand die eenzaam is. Roeping om… noem maar op.
Roeping, wellicht, om ook hier te zijn? Om deel van de kerk te zijn, volgeling van Jezus.
In de afgelopen week heb ik vier synodale gesprekken gevoerd over twee van de vier thema’s, die in deze synodale ronde aan de orde waren. Drie gesprekken over thema drie: over hoe welkom men zich voelt in de Kerk en hoe we andere mensen zich welkom kunnen laten voelen. Eén gesprek over thema vier: over de ruimte en steun die vrouwen krijgen en hoe zij zich kunnen en willen inzetten in de kerk.
Bij deze synodale gesprekken mocht je ook over je eigen ervaringen vertellen. Dat was indringend. Naast de mooie ervaringen, was er zoveel verdriet. Zoveel gekwetstheid. Oudere mensen die verbitterd waren. Jongere mensen, met name vrouwen, die met zoveel hart en ziel spraken over hun geloof, maar geen thuis konden vinden, waren afgehaakt, omdat men in de kerk niet op hun gaven zaten te wachten. En zo nog meer.
Het waren mensen die geroepen waren, geroepen zijn. Met hart en ziel. Maar daarom juist ook zo aan de Kerk konden lijden. Omdat ze zo graag wilden.
En dat is breder dan de kerk. Juist degenen aan wie je het meest bent toegewijd, kunnen je het diepste kwetsen. Juist het doel, het ideaal, het levensproject dat je het ijverigst nastreeft, kan je het meest teleurstellen of angstig maken met zijn tegenslagen.
Roeping is God die je naar zich toetrekt. Die je boven jezelf uit doet stijgen. Maar roeping kan ook een sterven zijn. In het groot of in het klein. Als je hoopt op een betere wereld of een betere kerk, ben je soms als een zaadje dat in de aarde valt. Je weet niet of het opkomt. Of het vrucht zal dragen. Maar je hoopt. Omwille van de toekomst. Omwille van nieuwe generaties. Omwille van alle kinderen en kleinkinderen.
Jezus was geroepen. Geroepen tot veel dingen, tot grootse dingen. Maar ook geroepen om dat zaad te zijn. In Johannes 12 lezen we: ‘Als de graankorrel niet in de aarde valt (en sterft) blijft hij alleen; maar als hij sterft, breng hij veel vrucht voort. Nu, zegt Jezus, is mijn ziel ontsteld. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen.’
Jezus staat stil bij het feit dat hij zal sterven. En hij is bang. Het oorspronkelijke Griekse woord cirkelt rond die angst: ontsteld, verontrust, angstig, gespannen, in beroering gebracht.
Jezus is bang. Ja, ook Jezus kent angst om zijn roeping na te volgen. Niet omdat hij geroepen is tot iets wat hem niet past. Ik denk dat hij genoten heeft van hoe hij mensen heeft kunnen helpen. Hoe hij in de Schriften heeft kunnen duiken en mensen vandaar uit heeft kunnen onderwijzen. Hoe hij aardig kon zijn, mensen weer hun blijdschap kon teruggeven, mensen kon genezen en hun waardigheid herstellen, kon praten en lachen met zijn leerlingen en iets zeer belangrijks voor deze wereld kon doen. Roeping is niet alleen maar kommer en kwel, roeping is niet tegen je aard ingaan, alleen maar lijden omdat God het wil. Maar je roeping is wel belangrijk. En het kan gebeuren dat je stuit op het onrecht, op de agressie, op de afwijzing van de wereld. Dan kom je op een kruispunt te staan en mag je jezelf de vraag stellen: hoe belangrijk is mijn roeping? Hoe ver ben ik bereid te gaan? Onthoud dat ook Jezus bang was.
Nou hebben we het zojuist niet voorgelezen, maar het staat wel op het leesrooster van vandaag. Een derde tekst, uit de brief aan de Hebreeën. En het zijn maar drie verzen, dus ik lees ze even in het geheel voor:
Broeders en zusters,
in de dagen van zijn sterfelijk leven
heeft Christus onder luid geroep en geween
gebeden en smekingen opgedragen aan God
die Hem uit de dood kon redden.
Om zijn vroomheid is Hij verhoord.
Hoewel Hij Gods Zoon was,
heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd;
en toen Hij het einde had bereikt,
is Hij voor allen die Hem gehoorzamen,
oorzaak geworden van eeuwig heil.
We lezen hier weer over die angst van Jezus. Jezus huilde en riep luid tot God. Hij smeekte God, die hem uit de dood kon redden. Daarna staat er ‘om zijn vroomheid is hij verhoord’. Ik vind dat een slechte vertaling. Het is taalkundig gezien mogelijk, maar het doet het klinken alsof God Jezus uit de dood opwekte, vanwege zijn vrome prestaties. Er zijn twee betere vertalingen mogelijk: Jezus is verhoord vanwege zijn eerbied voor God. In leven en sterven bleef Hij zo gericht op God dat hij ook na zijn dood met God verbonden bleef. Dit is meer relationeel. Of een andere vertaling: Jezus is verhoord vanuit zijn angst. Geen prestatie, geen superioriteit, maar God die barmhartig is in onze diepste angst. Misschien bedoelde de schrijver van de Hebreeënbrief wel expres beide betekenissen. Maar het is bijzonder dat we zo vaak Jezus’ angst weg vertalen, zoals ook in sommige vertalingen van het Johannesevangelie waarin Jezus’ ziel niet ontsteld, maar “ontroerd” is. Jezus was ook gewoon bang. Wij als zijn leerlingen kunnen dat dus ook zijn.
En dat is bovendien niet helemaal onterecht. Jezus zegt ook: ‘Wanneer ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal ik allen tot mij trekken.’ Ja, dat duidt op Jezus’ kruisiging. Wij als zijn leerlingen zullen ook lijden, net als hij. Omdat er zoveel dingen zijn die het waard zijn om voor te lijden. Maar, weet je, dat omhoog geheven worden, het doet ook een beetje denken aan Hemelvaart nietwaar? We lijden voor onze roeping, maar stijgen ook boven onszelf uit. Door de kracht van God.
En, schrijft de auteur van Hebreeën, door dat lijden heen leren we gehoorzaamheid. Dat wil zeggen: we leren luisteren naar God. We leren Gods stem verstaan. God als ultieme bron van goedheid en liefde.
Hoe kan dat nu? Hoe kunnen we nu God gaan horen?
Daarvoor komen we bij de lezing uit Jesaja. Wij horen God, omdat God een nieuw verbond met ons heeft gesloten. God heeft zijn wet, zijn wil, in ons hart gegrift. Niet het oude verbond, maar een nieuw verbond is in ons hart gegrift. Dit is het verbond van de liefde, die immers in ons hart zetelt. De wet waarvan Jezus zegt dat deze samengevat kan worden in het liefhebben van God, je naaste en jezelf. Zo, zegt Jeremia, zal iedereen God kennen, want iedereen kan die liefde van God in haar hart voelen. Oude en jonge mensen, zegt Jeremia. Het zal een ander verbond zijn. Niet een verbond van presteren, van je aan de wet houden, maar een verbond waarin we innerlijk worden getrokken naar het volgen van de weg van de liefde. De weg van God. Dat is geen verbond dat zich bezig houdt met scores, met het bijhouden hoe goed je je aan alle wetjes houdt. Nee, zegt de profetie van Jeremia, God vergeeft al je misstappen en denkt niet meer aan je zonden.
Want als je je roeping volgt, is dat zwaar. Je gaat vallen en opstaan. Leven voor de liefde is van je leven een rommeltje maken. Het is sterven, in het groot en in het klein, en toch vertrouwen, toch hopen, toch jezelf geven, zaaien, in de aarde duiken en koppig vasthouden, want er is iets dat groter is dan jezelf. En alles wat je in je leven in liefde zaait, zal honderdvoudig vrucht dragen.
Want wij zijn volgelingen van Jezus Christus, kinderen van de Eeuwige. Dit is ons lot. Dit is onze vreugde. Laten we doorgaan. Met dit ongelooflijke, verbijsterende fenomeen dat we Kerk noemen. Met deze wereld in al haar chaos en schoonheid. Ga door. Je staat er niet alleen voor. Ga door met je broers en zussen. Val, sta op, maar ga door. Je hebt een roeping en als door God geroepen mens hebben wij jou nodig.
Overweging van 10 maart 20234
Overweging van Ineke van Cuijk o.p.
Lezingen: 2 Kronieken 36, 14-23 Johannes 3, 14-21
Thema: Ballingschap en belofte.
De afbeelding van het hongerdoek dat vandaag afgedrukt staat is een situatie van oorlog, bezetting, wanhoop en mensen die letterlijk onder de voet worden gelopen. Zwart en donker is het leven: reddeloos, radeloos en redeloos. Soms kan dat ook ons overkomen, dichtbij of ver af. En hoe vinden wij dan een uitweg? Wellicht kunnen de verhalen van vandaag ons helpen.
In die situatie zit het Joodse volk hoorden wij in de Eerste Lezing. Ondanks alle waarschuwingen en alle profeten die opriepen tot een beter leven, maakt het Joodse volk ‘er een potje van’….. Men leeft niet meer naar de leefregels die God destijds door Mozes heeft gegeven om goed en rechtvaardig met elkaar te leven. Zij bespotten de profeten, sloegen waarschuwingen in de wind en de toorn van God moest wel over het volk neerkomen. Het geduld van God is op. De koning der Chaldeeën verovert het land, verwoest alles en voert een deel van het volk in ballingschap naar Babylon. De ballingschap moet een periode van rust en bezinning worden en zowel het land als de mensen krijgen zeventig volle jaren de tijd en de rust om weer opnieuw geheiligd te kunnen beginnen. In die periode worden veel Bijbelverhalen die wij kennen voor het eerst op schrift gesteld – om niet te vergeten – om het licht brandend te houden van de Eeuwige.
En daar in Babylon, in ballingschap, denkt men met weemoed terug aan het thuisland. Deze hunkering naar de tijden van weleer zien wij tot leven komen aan de oevers van de rivier Babel. Psalm 127 zingt hierover. Wij lazen het net. En na zeventig jaar neemt het lot een keer. Na de Babyloniërs verschijnen de Perzen op het wereldtoneel. En dan beweegt de Eeuwige de geest van koning Kores en deze vaardigt een edict uit. De ballingen mogen terug naar Jeruzalem. God doet zijn naam eer aan: IK-ZAL-ER-ZIJN.
Op dezelfde afbeelding van ons boekje staat Jezus afgebeeld aan het kruis. Ik weet niet hoe het u vergaat maar in deze afbeelding zien we niet een lijdende Christus zoals we wel vaak op schilderijen zien. Dit is er een van Opstanding: Christus aan de Levensboom, vruchten bloeien volop – er is leven – ondanks de dood. Hier is Jezus omhoog geheven.
In het gesprek met Nikodemus zegt Jezus: de Mensenzoon moet omhoog worden geheven, evenals Mozes in de woestijn de slang omhoog heeft geheven. Deze koperen slang werkte genezend. Mensen die tijdens de tocht door de woestijn door slangen waren gebeten, moesten hun blik richten op deze slang. Dan zou het gif van andere slangen de mensen geen kwaad doen. (denkt u maar aan het esculaap teken van de artsen). Jezus ziet zichzelf als die reddende, genezende slang. Uit de verdrukking omhoog geheven. De wereld redden, dat was de opdracht die Hij gekregen had. ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel te vellen - nee om te redden: niet oordelen – redden! Jezus biedt ons vrijheid om Gods redding zelf te ervaren.
Wij vallen in het Evangelie van vandaag middenin een gesprek dat Jezus voert met Nikodemus. Deze Schriftgeleerde is in de nacht bij Jezus op bezoek. Hij is een belangrijke wetgeleerde en wil niet samen met Jezus gezien worden. En we weten als Johannes zoiets vermeld ‘gesprek in de nacht’ dat dit vaak een dubbele betekenis heeft. Nikodemus dwaalt met al zijn geleerdheid in het donker en zoekt het ware licht. In de duisternis van zijn bestaan is hij op zoek naar Licht.
In de ontmoeting met Jezus leert hij dat hij een ander mens moet worden, als het ware opnieuw geboren - een mens die verder kijkt dan de wereld en het leven van alledag. Jezus geeft hem en ons – de opdracht een begeesterd mens te worden. Nikodemus ondervindt dat bij Jezus heil te vinden is. In het Johannes Evangelie is Nikodemus aanwezig als Jezus van het kruis gehaald wordt. Dan kan hij op klaarlichte dag laten zien voor wie en wat hij kiest!
Vandaag klinkt de oproep dat wij eveneens zulke mensen worden. Op deze vierde zondag van de Veertigdagentijd is er volop aandacht voor onze Vastenactie. U heeft er al veel over kunnen lezen en horen.
Ook in Zimbabwe ondervindt men de gevolgen van de klimaatverandering – dan weer te veel regen, dan weer te weinig!! En behalve dat de grond nauwelijks beschikbaar is voor de voedselvoorziening heeft dat eveneens tot gevolg dat veel jonge mensen wegtrekken met alle gevolgen van dien. Een van de belangrijkste speerpunten van de Vastenactie is om de toegang tot schoon water te verbeteren – er moeten meer waterpunten komen. Vandaag wordt onze financiële bijdrage volledig gebruikt voor deze Vastenactie.
Het thema van deze Veertigdagentijd is HERSTEL MIJN VERBOND. In de eerste lezing herstelt de Eeuwige opnieuw zijn verbond met het volk Israël. Jezus benadrukt in zijn gesprek met Nikodemus hoe je kunt leven binnen het Verbond van de Eeuwige: ‘wie waarheid doet, komt naar het licht toe want dan zal blijken dat zijn/haar daden in God zijn verricht’.
Er is ballingschap in het leven van ieder mens maar er is ook altijd de belofte – het kan beter – het moet beter. Dat kunnen wij iedere dag opnieuw laten zien en doen. Onvermoeibaar blijven als het gaat om verbetering van het leven van mensen en van de schepping/aarde.
Wij hebben woorden gezocht en gevonden, verhalen van toekomst, van heden van toen, geven ons vleugels, bieden uitzicht en doen herleven het visioen.
Overweging van 3 maart 2024
Overweging van Wim Rigters.
Lezingen: Exodus 20, 1-3.7-8.12-17 en Johannnes 2, 13-35.
Thema: "Schoon schip maken".
“Toen sprak God al de woorden die hier volgen”.
We leven in een tijd, waarin regelmatig hele nieuwe woorden in onze taal verschijnen; dat komt o.a. door het gebruik van straattaal onder jongeren en de populariteit van rappers. Zo’n – voor mij – nieuw woord is “cleanfluencer”; ik kwam het onlangs tegen in de krant in een artikel met de kop: ‘Grote voorjaarsschoonmaak is nu meer een lichte lenteloutering’. Eerst wordt verteld hoe dat vroeger ging, misschien voor enkelen van ons nog herkenbaar. Ik citeer ‘Huizen werden met open vuur verwarmd, waardoor het hele huis na de winter onder de roetvegen zat. De latere petroleumkachels walmden ook, waardoor flink poetsen nodig was. Dus werd elke kast omgekeerd, elk kleed uitgeklopt. Het stro in matrassen werd vervangen, de bedstee uitgemest, de vlooien weggepoetst. De kachelpijp werd van de kachel afgehaald en schoongepoetst, schimmels op vochtige plekken bestreden, meubels in de was gezet. Het was een operatie die meerdere weken besloeg. Maar de grondige voorjaarsschoonmaak had ook een spirituele betekenis. In de periode dat mensen hun huizen boenden, boenden ze ook hun geest door te vasten en biechten. Schoon van binnen en buiten schoven ze dan met Pasen de kerkbanken in. Vernieuwd.’
Deze manier van voorjaarsschoonmaak raakte in de jaren 70 in onbruik; de Dolle Mina’s protesteerden tegen de rol van de vrouw als ‘slaaf van het huishouden’, allerlei nieuwe huishoudelijke apparatuur maakte het makkelijker om het huis schoon te houden, en steeds meer parttime werkende moeders veranderden de oude traditie van voorjaarsschoonmaak. En mensen raakten het verleerd hoe ze moesten schoonmaken. Op een gegeven moment is poetsen en opruimen toch noodzakelijk, maar omdat er geen tijd voor is, zijn daar nu bedrijfjes die zich aanbieden en zijn daar via de sociale media de ‘cleanfluencers’ die je zeggen hoe het wel kan, liefst in samenwerking met die bedrijfjes.
En toen . . .
toen moest ik denken aan het evangelie van vandaag – ja – misschien een rare sprong, maar wellicht ook omdat dit verhaal in de traditie de titel ‘tempelreiniging’ heeft meegekregen. In ieder geval kun je dit verhaal niet afdoen met ‘het zal wel niet zó echt gebeurd zijn’, want alle vier de evangelisten vertellen het: Marcus, Matteüs en Lucas aan het einde van hun evangelie, als de druppel die de emmer doet overlopen en Jezus weer dicht brengt bij zijn kruisdood. Johannes plaatst dit verhaal echter aan het begin van zijn evangelie, in het 2e hoofdstuk na de ‘bruiloft in Kana’.
Nico ter Linden schrijft bij dit verhaal: ‘Door zijn verhaal van de tempelreiniging niet aan het einde maar aan het begin van zijn evangelie te plaatsen, beklemtoont Johannes dat wij deze daad van Jezus niet als een eenmalig protest tegen het religieuze establishment van zijn dagen moeten zien. Hij wil ons van meet af aan duidelijk maken dat de prediking van Jezus in woord en daad één grote aanklacht tegen 'de tempel' is, tegen dat hele uitgewogen systeem van macht en onderdrukking en geldelijk gewin dat overal en altijd weer de godsdienst perverteert en de boodschap van Gods liefde en gerechtigheid verduistert.’
Grote woorden van Nico, net als ‘Navalny’, ‘Gaza’ , ‘Poetin’ . . . waarbij ons machteloosheid overvalt.
‘Breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem herijzen’; ‘Wat verbeeldt die man zich wel’? Maar ‘cleanfluencer’ Jezus wil niet dat wij ons machteloos voelen, maar dat wij grote schoonmaak houden: durven afbreken en opruimen èn HERRIJZEN, opstaan en weer doorgaan.
Ter Linden sluit zijn commentaar bij dit evangelie af met: ‘In Kana laat Jezus zien wat een feest het is wanneer God onder ons komt wonen. In Jeruzalem laat hij zien tot welke conflicten dat leidt en hoe bitter de strijd is die dan ontbrandt.’
Wij zongen bij het openen van dit Boek:
Wij zijn een schakel van de keten,
verbintenis van hoop,
mensen op zoek naar beter weten,
oprechte levensloop.
Er is geen God aan onze zijde, die zegt: zo ga je goed.
Wel één die roept door alle tijden:
zoek verder, het komt goed.
Uiteindelijk gaat het vandaag niet over woorden, maar daden.
Moge het zo zijn.
Overweging van 25 februari 2024.
Overweging van René Klaassen,
Lezingen: Genesis 22, 1-18 en Marcus 9,2-10
In het korte zinnetje met het thema van de viering voor op onze boekjes : doen wat moet gedaan …. zijn drie van de vier woorden werkwoorden. In het moeten schuilt de kracht. Eigenlijk kunnen we niet anders. Berusten is geen optie meer. Ook in het overkoepelende thema van deze vastenperiode: herstel mijn verbond is er een zwaar en belangrijk werkwoord: herstel – en dit keer in de gebiedende wijs, dus ook te verstaan als een opdracht. Nog duidelijker uitdrukken dat we aan de slag ‘moeten’ kunnen we vooraf niet.
We leven immers in een tijdsgewricht waarin het een andere kant op gaat dan dat het verbond, de verbinding tussen de Eeuwige en zijn mensen bedoeld is te zijn. of we nu vervuld zijn van oude wensen of niet, er is geen vrede, er is geen gelijkheid en veel mensen , wereld wijd zijn bedroefd om de dood van een die zich in het verre Rusland als het ware ook weg heeft willen schenken.
Het verbond schreeuwt om herstel.
En dan worden we vandaag geconfronteerd met twee op het eerste gehoor ver uit elkaar liggende verhalen. Op zijn minst in tijd.
Allereerst Abraham. Laten we eens kijken waar hij helemaal vandaan kwam voor hij kennis maakt met de Eeuwige. In het boek genesis dat wij kennen, ontmoeten we abraham wanneer hij al volwassen is en door God zelf geroepen wordt om op weg te gaan. Hij heeft het ervaren als ik ga doen wat moet gebeuren. Maar om heel eerlijk te zijn, vind het startpunt van Abrahams leven in de Islamitische traditie van de Koran meer bijzonder. Hij woont daar in een dorp met tenten en zijn vader verkoopt Godenbeelden van hout, van steen, van ijzer, zilver en goud. Hij heeft een tent vol en hij vult zijn voorraad voortdurend aan. Abraham moet hem daarbij helpen. Maar op een dag komt het zover ……
En op een dag komt het zover dat de Eeuwige het uiterste vraagt van Abraham. Of hij bereid is zijn eigen zoon te offeren, met andere woorden terug te keren naar het geloof van de godenwinkel van zijn vader. Mij puzzelt het hoe je op zo’n moment op zo’n vraag toch “ja” kunt zeggen. Maar Abraham blijft trouw aan de Eeuwige en zijn verbond in eindeloos vertrouwen dat het goed zal komen … en het komt goed …. hoorden we.
Dit verhaal van Abraham staat in contrast met wat de leerlingen Petrus, Jacobus en Johannes overkomt. Mij puzzelt hoe je op zo’n moment direct Mozes en Elia herkent, maar het staat er nu eenmaal zo. Het maakt diepe indruk en bepaalt definitief en in grote mate de rest van hun verdere levens. Petrus (vaasje) groeit uit tot de kerkleider die hij is geworden. Jacobus(vaasje) is lang de sterke leider die in Jeruzalem het leiderschap van Jezus voortzet tot hij het ook met de dood moet bekopen en tegenwoordig in Spanje in Santiago begraven ligt en vereerd wordt en Johannes (vaasje) is wellicht de schrijver van een evangelie geworden? De ontmoeting op de berg was net als bij Mozes en Abraham een keerpunt in hun leven.
Maar ondanks verschillen, zijn er tegelijk zijn er ook overeenkomsten tussen de beide verhalen. Laten we eens kijken naar de verbinding, zo u wilt het verbond tussen de twee. Ze vinden beide plaats op een berg : in het eerste verhaal van Abraham is het een berg die God zal aanwijzen. Was het dezelfde berg als waarop ooit de ark van Noach (vaasje …) vastliep en een eerste verbond tussen God en mensen gesloten werd? Was het niet de berg, waar Mozes (Vaasje) ooit het verbond met de tien afspraken sloot? Maar boven op de berg zijn Mozes, Abraham en zijn zoon Isaac ( Vaasje )in feite rechtstreeks met de Eeuwige in contact.
In het tweede verhaal is er slechts sprake van alleen maar een hoge berg. De laatste plaats aanduiding die aan dit verhaal vooraf gaat is … de dorpen van Caesarea van Filippus. Dat ligt een flink stuk ten Noorden van het meer van Galilea. En ook op die berg hebben de leerlingen en jezus zelf een ervaring met de concrete aanwezigheid van de Eeuwige. Elia, Mozes en Jezus (vaasjes) verenigen zich als het ware in het Goddelijke. De reactie van de drie leerlingen is heel menselijk: dit willen we vast houden, dichterbij kunnen we niet meer komen, hier is als het ware een huis voor god gebouwd, hij is er immers zelf aanwezig ….
De verbinding met ons ligt in het feit dat bergen, tegen een berg opgaan, tegen iets opzien als tegen een berg, staat symbool voor iets. Wij hebben allemaal, de een misschien meer en de ander minder, maar dat is vrijwel nooit helemaal zichtbaar. Ervaringen waar je eerst ongelofelijk tegenop hebt gezien, maar die wanneer je ze deelt met anderen en wellicht ook met de Ander met een hoofdletter achteraf tot een nieuw evenwicht hebben geleid. Dingen keren ook vaak ten goede, of je vindt uiteindelijk na veel moeite een nieuwe weg door het leven. Achteraf kun je tot het inzicht komen dat je de berg ook weer hebt kunnen afdalen. En heeft de eeuwige je de hele weg in het oog gehad en ben je niet alleen gegaan. Precies dat geven de lezingen van vandaag ter overweging.
En eenmaal weer beneden aangekomen kun je in dankbaarheid wellicht weer doen wat gedaan moet worden om je leven te leven zoals het bedoeld is, zoals het verbond van ons vraagt. We zien dat ook gebeuren op de hongerdoek en op het deel van het doek op de voorpagina. Mensen werken, mensen oogsten en delen aan anderen
Moge het zo zijn …
Ovderweging van 18 februari 2024.
Overweging van Wim Rigters.
Lezingen: Genesis 9,8-15 en Marcus 1,12-15
Beste Noach, dank voor jouw verhaal op deze zondagmorgen, want hoe oud het ook mag zijn, en ook al is het waarschijnlijk helemaal verzonnen door mensen, ik heb het gevoel dat het actuëler is dan ooit.
We hebben maar een heel klein stukje van jouw verhaal gehoord – het beslaat wel 3 hoofdstukken in dat eerste boek van de Bijbel – Genesis: de wording, de oorsprong, de schepping van wat nu onze leefwereld is.
Een paar regels uit het niet gelezene wil ik toch aanhalen: “God de Heer zei: mijn levensgeest zal niet altijd bij de mens blijven, want hij is maar een nietig wezen”. “En de Heer zag hoe de slechtheid van de mensen op de aarde was toegenomen en hoezeer de begeerte van hun hart de hele dag naar het kwade uitging, en Hij was er zeer verdrietig om: ‘Ik ga mens die ik geschapen heb, van de aardbodem wegvagen, zowel de mens als het vee, de kruipende dieren en de vogels in de lucht, want het spijt Mij dat ik ze gemaakt heb’. Alleen Noach vond genade in de ogen van de Heer.”
Zo vertelt de Bijbel: duizenden jaren oude verhalen als antwoord op levensgrote vragen: het begin van alles: mensen, dieren, dingen? Het kwaad dat mensen elkaar aandoen? En die onverklaarbare natuurrampen?
Er was maar een antwoord: dat moet God zijn . . . of de goden.
Natuurlijk: wij moderne mensen geloven zó niet meer, dat het God is die ons straft met oorlogen en natuurrampen . . . maar wat geloven wij wel?
Eigenlijk altijd nog in goden, weliswaar niet meer die Ene – van vroeger – maar andere: de economie, het geld, welvaart, bezit, mijn huis, politiek, mijn partij, de techniek, mijn auto . . . .
Het oude verhaal vervolgt: “Noach was een rechtschapen man; hij bleef temidden van zijn tijdgenoten een onberispelijk leven leiden en hij richtte zijn schreden naar God”.
Laten we nu al het andere maar even weg, en dan staat daar een mens die zich grote zorgen maakt over zijn leefwereld, mensen, dieren en dingen en . . . toekomst . . . en een keuze maakt . . . kiest voor ‘redden wat ik redden kan’ en ‘desnoods helemaal opnieuw beginnen’.
Zoals iedere morgen las ik deze donderdag bij het ontbijt op mijn telefoon de krant door - in mijn geval is dat de Trouw; Ik werd getroffen door de openings-column van Stevo Akkerman – ik citeer: “Het was een dag geweest van over elkaar heen buitelende woorden waarvan niemand de betekenis leek te kennen, een poging om rekeningen te vereffenen door zonder blikken of blozen te spreken over volkswil en landsbelang, plichtsgevoel en verantwoordelijkheid. Uitgeput zocht ik ’s avonds naar wat tegengif – de talkshows konden wachten. En dus voegde ik mij bij de geliefde om naar een bescheiden kerk even verderop te gaan. Het was aswoensdag . . . “Gedenk mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren”, klonk het terwijl een asvinger mijn voorhoofd beroerde. Wat het ook betekende, het was in elk geval een relativering van alle drukte in mijzelf en om mij heen, al het streven naar meer en beter, al het geduw en getrek op weg naar het paradijs of desnoods een regeerakkoord op hoofdlijnen. We zagen er natuurlijk gek uit, en dat beviel me wel, want ik had net een intrigerend stuk gelezen van Arnold Grunberg, getiteld ‘Wie een goed leven wil leiden, moet dwaas worden’. Daarin pleit hij voor het komische, niet per se in de vorm van humor, al mag dat ook, maar vooral in de vorm van het ongerijmde, de omkering van wat wij normaal vinden.” Akkerman beëindigt deze column: “Na afloop fietsten we naar huis, het askruisje nog op het voorhoofd. Ik neem aan dat we een ietwat belachelijke indruk maakten en dat is goed, want zoals Grunberg schrijft: “Alleen door middel van de lach kunnen wij God naderen.” – en met zijn eigen woorden: Dwaas worden, ik weet niet of ik het kan, maar het lijkt me best wijs.”
Beste Noach, de mensen vonden je een dwaas en lachten je uit, toen je de ark aan het bouwen was.
Dat overkwam ook Jezus van Nazareth: na 40 dagen geworstel met: wie ben ik, wat wil ik, met graag en liever of toch maar niet, wist Hij het zeker: het moet anders, ik moet anders, het gaat om de ander. Dat wordt zijn drive, zijn levensdoel: “Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap” – wellicht ook platgeslagen Bijbelwoorden, maar in het Grieks staat er: ‘Metanoeite’ – Verander! en exegeet Dries van den Akker S.J. vertaalt dat met ‘ga anders denken en geloofsvertrouw op het Evangelie’.
40 dagen in de ark,
40 dagen woestijn,
40 dagen tijd . . . om te veranderen in denken en doen.
Beste Noach, help me om dan maar dwaas te zijn.
Moge het zo zijn.